Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Een pleidooi om openbaarheid inzake achterliggende stukken in verband met de wet die de topinkomens moet regelen, heeft het niet gehaald. ,,Zowel het onderzoeksrapport als het besluit van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn niet openbaar”, luidt de korte reactie van de regering-Pisas op het verzoek van de Sociaal-Economisch Raad (SER) om meer transparantie.
Daarmee wordt het verzoek van het advies- en overlegorgaan van werkgevers, werknemers en onafhankelijke leden naar de prullenbak verwezen.
Dat leest het Antilliaans Dagblad in de toelichting op de inmiddels veel besproken Landsverordening eerste tranche optimalisering overheidsgelieerde entiteiten. Deze wet, die onlangs na instemming van de ministerraad (lees: het kabinet Pisas van MFK en PNP) naar de Staten is gestuurd, regelt onder meer het maximuminkomen van topfunctionarissen - directeuren en adviseurs/consultants - werkzaam bij overheids-nv’s en overheidsstichtingen. De wet kreeg ook de benaming Landsverordening houdende vaststelling van regels inzake de normering van de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Landsverordening normering topinkomens Curaçao).
De bezoldiging van een topfunctionaris bedraagt, bij aanname van de wet, per kalenderjaar ten hoogste 263.000 gulden; namelijk 130 procent van wat de minister-president verdient.
In de derde nota van wijziging wordt een verwijzing gemaakt naar een vergelijkend onderzoek dat in opdracht van de Nederlandse regering (het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, BZK) is uitgevoerd naar de wijze waarop de CAS-landen - Curaçao, Aruba en Sint Maarten - invulling hebben gegeven aan de maximering van de topinkomens.
De Curaçaose SER geeft de ministers in overweging het onderzoeksrapport, dat voor zover de SER dat heeft kunnen nagaan ‘géén vertrouwelijk karakter heeft en, goed beschouwd, in redelijkheid ook niet kan hebben’, als bijlage te voegen bij het gewijzigd ontwerp zodat het ook deel kan uitmaken van het debat in de Staten.
Eenzelfde aanbeveling doet de SER ten aanzien van het besluit dat de toenmalige staatssecretaris van BZK, Raymond Knops, bij brief van 14 september 2021, ter besluitvorming aan de Rijksministerraad (RMR) van 24 september heeft voorgelegd betreffende maximering van de topinkomens, ‘indien en voor zover het belang van het Koninkrijk als dat van de afzonderlijke landen zich niet tegen openbaarmaking van daarvan verzet’.
In de visie van de sociale partners (werkgevers en werknemers) kleeft er aan de openbaarmaking van dat besluit ‘een dermate zwaarwegend maatschappelijk belang’ dat rechtvaardigt dat reeds in de fase van parlementaire behandeling van het wetsontwerp door de verantwoordelijke ministers rekenschap kan worden afgelegd aan de Staten over de beleidsmatige en technisch inhoudelijke overwegingen voor de ‘op rijksniveau overeengekomen normen ten aanzien van de topinkomens’; namelijk 130 procent van de minister-presidentnorm.
Dit vriendelijke doch dringende verzoek van de SER werd echter net zo vriendelijk afgewezen door de zittende regering in Fòrti. Er komt géén openheid wat betreft het onderzoeksrapport en ook die bewuste brief van de Nederlandse staatssecretaris wordt niet openbaar als het aan het kabinet-Pisas ligt.