Curaçao verliest steeds meer diversificatie van economie
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het bbp (bruto binnenlands product) per capita, ofwel het inkomen per hoofd van de bevolking, staat op Curaçao zwaar onder druk. Al een decennialang vertoont deze zogeheten ‘GDP per capita’ een dalende lijn. Met andere woorden: het gemiddelde inkomen per inwoner van Curaçao neemt af. De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) merkt dit ook op.
In beide landen van de monetaire unie was het reële bbp per capita in 2019 lager dan in 2010 (het jaar van de ontmanteling van de Nederlandse Antillen en van de autonome status van Curaçao en Sint Maarten binnen het Koninkrijk). Dus zelfs in het pre-coronajaar 2019 was het bbp per hoofd minder dan tien jaar eerder.
Mét Covid-19 en vooral de economische crisis die de coronapandemie met zich meebracht, is het gemiddelde inkomen per inwoner alleen nog maar verder gezakt en wel tot een dieptepunt dat in vele jaren niet te zien is geweest. Overigens is het bbp per capita op Curaçao substantieel lager dan dat van Sint Maarten.
Het Antilliaans Dagblad baseert zich op grafieken en tabellen behorend bij de presentatie van het jaarverslag 2020 van de CBCS. Bedroeg het inkomen per hoofd van de Curaçaose bevolking in 2011 nog circa 35.000 gulden, in 2019 was dit gedaald tot ongeveer 33.000 gulden. De trend toont een gestage afname. Maar in het coronacrisisjaar registreert de Centrale Bank een bbp per capita van zo’n 25.000 gulden. Dit komt neer op een daling met ongeveer 10.000 gulden per inwoner (ofwel bijna 30 procent vergeleken met tien jaar terug).
De CBCS-top merkt dan ook op dat vóór de pandemie al sprake was van een zwakke economische prestatie. Curaçao bevond zich voor Covid-19 feitelijk al in een recessie, met name als gevolg van de effecten die de diepe crisis in buurland Venezuela op het eiland had (en mede daarom ook op de teruggevallen olieraffinageactiviteiten op Curaçao).
Sint Maarten begon in 2019 langzaam te herstellen van de impact van orkaan Irma die in 2017 had toegeslagen. Maar corona was voor beide (ei)landen de economische nekslag, waardoor het inkomen per capita een niet eerder vertoonde deuk opliep.
Zoals gezegd, ligt het inkomen per hoofd op Sint Maarten wel (een stuk) hoger: circa 65.000 in de beste jaren tot 50.000 in pre-coronajaar 2019 en 40.000 gulden in 2020. Aldus de CBCS-tabellen onder de kop ‘Weak performance over the past decade’. Het betreft schattingen van de Centrale Bank, zo staat erbij.
In het geval van Curaçao vindt de CBCS het van belang erop te wijzen dat in het voorbije decennium zich een grote verandering heeft voorgedaan wat betreft de structuur van de economie. Voor een groot deel beïnvloed door de Venezolaans crisis en het einde van de zogeheten ‘grandfather clause’ in de sector van de internationale financiële dienstverlening.
Met dat laatste wordt gedoeld op de afbouw van de gunstige (fiscale) regimes, waardoor bepaalde structuren en producten die Curaçao voor de internationale markt aantrekkelijk maakten ten einde zijn gekomen.
Daardoor is te zien dat bepaalde economische pilaren, waar het eiland en de bevolking voorheen op dreven, in betekenis enorm terug zijn gegaan. En dat Curaçao veel meer afhankelijk is geworden van het toerisme (zoals al het geval was voor Sint Maarten, maar bijvoorbeeld ook voor Aruba en feitelijk de meeste Caribische eilanden). De internationale financiële dienstensector is verder afgenomen en dat geldt zeker ook voor de industrie (lees: de raffinaderij). Het resultaat is dat de economie van Curaçao veel minder gediversifieerd is én daardoor veel kwetsbaarder voor schokken van buitenaf.
De presentatie in verband met het jaarverslag 2020 van de CBCS bevat ook taartdiagrammen waarin te zien is hoe de economie was/is opgebouwd en welke sector goed is voor welk aandeel. Direct in het oog springend is de verdubbeling van het belang van toerisme: van 14 procent ten tijde van de eeuwwisseling (2000) tot 28 procent in het eerste coronajaar 2020. Het gaat dan om inkomsten uit de export van goederen en diensten.
Het diagram maakt ook onmiddellijk duidelijk wat er in de olieraffinage aan de hand is: van nog 16 procent twintig jaar geleden naar nihil vorig jaar. Het is bijna ongekend voor Curaçao dat de raffinaderij geen enkele rol speelt, maar per 31 december 2019 liep het exploitatiecontract met de Venezolaanse staatsoliemaatschappij PdVSA ten einde en sindsdien is Curaçao op zoek naar een nieuwe operator. De salarissen van een flink deel van de raffinaderijwerknemers werd/wordt nog wel doorbetaald door de overheids-nv CRU (Curaçao Refinery Utilities), dochter van Rdk (Refineria di Kòrsou), maar de productie kwam wel stil te liggen.
De internationale financiële dienstverlening moest ook fors inboeten de afgelopen twee decennia: van eerder nog 18 procent naar nu nog slechts 6 procent. Daarmee is deze sector danig gekrompen, maar nog wel van belang en volgens sommigen ook levensvatbaar gezien de aanwezige infrastructuur en kennis die Curaçao nog altijd kan bieden.
De vrije zone is eveneens in betekenis voor de lokale economie aanzienlijk geslonken: van 17 procent in 2000 tot nog maar 9 procent vorig jaar. De (overige) handel doet het wat dat betreft nog redelijk goed met een aandeel van 10 procent (was 11 procent).
Bunkering is een sector die het relatief goed doet en juist zelfs een stijging vertoont, van voorheen 6 procent naar 12 procent. Transport (en logistiek) echter neemt nog slechts 5 procent voor haar rekening, terwijl dat eerder 7 procent was.
Dan blijft er een (zeer) grote categorie ‘other services’ over, die bij elkaar bijna een derde van de taart (30 procent) vormen, maar waarvan niet duidelijk is wat hier allemaal onder valt. In 2000 vertegenwoordigde deze categorie van overige diensten nog 11 procent.
Maar de gevolgen van deze structuurwijziging is duidelijk. Zoals de CBCS het treffend formuleert: ,,Weak performance over the past decade … and less economic diversifaction in Curaçao.”
De economie van het eiland heeft vorig jaar een enorme dreun te incasseren gekregen, namelijk van niet minder dan -19,3 procent. Bijna een vijfde minder aan economische output (bbp). Dit jaar wordt dat nauwelijks hersteld, met een geprojecteerde nulgroei van 0,1 procent. Vooralsnog gaat de CBCS ervan uit dat het nog wel tot 2024 duurt voordat het oude pre-coronaniveau weer kan worden gerealiseerd.
Reden voor de Centrale Bank om een bekende uitspraak van Nelson Mandela (1918-2013) aan te halen: ,,Do not judge me by my success, judge me by how many times I fell down and got back up again”. En, om de bestuurders van Curaçao enigszins aan te moedigen, van dezelfde Mandela: ,,It always seems impossible, until it is done.”