MinFin Silvania geeft vorderingen (=bezittingen) Land zomaar weg
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De ‘Richtlijnen ter invordering van belastingen’ van de hand van de kersverse minister van Financiën, Javier Silvania (MFK), waarmee wordt bewerkstelligd dat een belastingkorting wordt gegeven aan belastingschuldigen die kennelijk in staat zijn om ‘ineens’ hun belastingschulden te betalen, hebben zowel formeel- als materieelrechtelijk ernstige gebreken.
Zo stelt Tobias van het Nederend, belastingadviseur bij Deloitte Dutch Caribbean op Curaçao, in een aangeboden opiniebijdrage elders in het Antilliaans Dagblad. ,,Dit terwijl de Ontvanger over genoeg dwangrechtelijke invorderingsmiddelen beschikt om deze liquide belastingschuldigen hun volledig belastingschulden te laten betalen.” Hetgeen niet alleen beter was geweest voor de Curaçaose schatkist, aldus de auteur, maar wellicht ook een toestroom aan juridische procedures had gescheeld.
Hoe moet worden omgegaan met de Richtlijnen, ‘waarvoor elke wettelijke basis lijkt te ontbreken’? ,,De vraag rijst of dit zomaar kan en mag”, aldus de belastingspecialist die de vraag zelf stelt. ,,Het heeft in ieder geval als gevolg dat een illusoir paradijselijke omgeving, i.e. een fata morgana, wordt gecreëerd, althans in ieder geval voor degenen die niet aan hun belastingverplichtingen hebben voldaan en dat blijkbaar goeddeels wel konden.”
Van het Nederend gaat in zijn stuk in op het huidige arsenaal aan ingrijpende invorderingsinstrumenten, de ‘sanering’ van de belastingschulden, het discriminatoir aspect en de wettelijks basis. De belastingadviseur van Deloitte stelt dat door minister van Financiën Silvania met de Richtlijnen ‘zonder enige wettelijke grondslag’, vaststaande vorderingen (lees: bezittingen) van het Land Curaçao worden ‘weggegeven’.
Hij legt uit: ,,Op het moment dat belastingaanslagen definitief zijn geworden, behoren deze gelden toe aan het Land Curaçao, oftewel aan ons allemaal. Het enige dat nog resteert, is dat de Ontvanger deze, op basis van de belastingwetten vastgestelde, geldsommen dient in te vorderen.”
Middels de Richtlijnen wordt evenwel bewerkstelligd dat Silvania de ambtenaren bij de Ontvanger opdraagt om deze - op basis van de geldende belastingwetgeving vastgestelde en definitief geworden - belastingaanslagen te verminderen, met alle financiële gevolgen van dien.
,,Noch uit de Landsverordening invordering, noch uit een enkele andere verordening volgt een bepaling die de MinFin de bevoegdheid geeft om instructies ter kwijtschelding van belasting te geven.”
Hetgeen met zich brengt, aldus de belastingdeskundige, dat de bewindsman in zijn hoedanigheid als wetgever een dergelijke regeling niet rechtsgeldig kan treffen. Het kan dan ook niet anders dan dat de MinFin in deze als uitvoerder heeft opgetreden, vervolgt de auteur. Echter, is dit juridisch gezien evenmin mogelijk, aangezien ook in de rol van de MinFin als uitvoerder een bevoegdheid wettelijk geregeld dient te zijn of ten minste moet zijn gebaseerd op een wettelijke delegatiebepaling.
,,Beide ontbreken in kwestie. Het feit dat de Richtlijnen zelf ook niet verwijzen naar een besluit of enige andere wettelijke grondslag is dan ook niet heel opmerkelijk,” waarna Van het Nederend tot de stelling komt dat zonder enige wettelijke grondslag bezittingen van het Land worden ‘weggegeven’.