Van een onzer verslaggevers
Den Haag - Demissionair staatssecretaris Raymond Knops verwacht vóór het zomerreces een aangepast Coho-voorstel plus ‘nader rapport’ aan de Tweede Kamer en de Staten van Curaçao, Aruba en Sint Maarten te kunnen bieden.
Zo schrijft de bewindsman van Koninkrijksrelaties aan de Kamer naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Knops herhaalt wat hij al eerder tegenover de media aangaf, namelijk dat ‘we nu al een aantal maanden aan de slag zijn om op basis van de Landspakketten de Uitvoeringsagenda vorm te geven’.
,,Hierbij wordt stapsgewijs vooruitgang geboekt. Dit gebeurt, zoals ook de minister-presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten eerder hebben benadrukt, in goede samenwerking met de Landen. Deze goede samenwerking hoop ik voort te zetten bij het opstellen van de reactie op het advies van de Afdeling advisering, het nader rapport.”
De staatssecretaris geeft aan dat dit nader rapport ‘en een op basis daarvan aangepast Coho-voorstel’, goedkeuring behoeft van alle vier de Landen. ,,Zodra hierover overeenstemming is bereikt in de Rijksministerraad, zal het nader rapport, samen met het rijkswetsvoorstel dat het vergezelt, naar de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de Tweede Kamer worden gezonden. Het streven is om dit voor het zomerreces te doen.”
Zodra overeenstemming is bereikt over het nader rapport zal de parlementaire behandeling van het voorstel worden aangevangen. In aanloop hiernaartoe wil Knops opmerken ‘dat de kern van het rijkswetsvoorstel overeind blijft’ in het advies van de RvS.
,,De Raad van State van het Koninkrijk vindt het logisch dat Nederland voorwaarden verbindt aan het verlenen van financiële steun aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten”, onderstreept de staatssecretaris nogmaals. En voegt daar aan toe: ,,Ook vindt men dat een consensusrijkswet een passend kader biedt voor de vormgeving hiervan, in het bijzonder voor de oprichting van een speciaal bestuursorgaan (het Coho).”
Verder vindt hij het belangrijk om op te merken dat, ‘anders dan de suggestie die op sommige plaatsen wordt gewekt’, het rijkswetsvoorstel volgens de Afdeling advisering ‘niet in fundamentele zin in strijd is met het Statuut’.
,,De Afdeling zet verschillende kritische kanttekeningen, zowel bij de effectiviteit van het voorstel als bij de rechtmatigheid hiervan. Maar zij constateert geen principiële strijdigheid met het Statuut. Het is betreurenswaardig dat dit beeld nu wel gecreëerd is.”