Gerecht verbiedt innen 15 miljoen van Kadaster
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Ontvanger van Curaçao kan geen aanspraak maken op de 15 miljoen gulden die zij meent te goed te hebben van het Kadaster. De rechter is van mening dat een wettelijke grondslag en de bevoegdheid ontbreken voor het afdwingen van betaling met een dwangschrift en vorderingen bij de banken.
Dit is een tegenslag voor de regering, omdat er nu 15 miljoen gulden minder is voor de bestrijding van de ergste nood ten gevolge van de coronacrisis. Minister van Financiën Kenneth Gijsbertha liet begin april al weten dat de Curaçaose regering - in aanvulling op de noodsteun vanuit Nederland - zelf een bedrag van 184 miljoen gulden opbrengt. Het merendeel wordt bij elkaar gebracht met de uitgifte van een obligatielening van 100 miljoen gulden. Daarnaast dragen verschillende overheidsinstanties bij. Maar nu valt de 15 miljoen gulden van het Kadaster dus weg.
Gisteren was de uitspraak in het kort geding van de Stichting Kadaster en Openbare Registers tegen het Land Curaçao, de Ontvanger, Maduro & Curiel’s Bank (MCB) en Girobank nv. Daarin bestrijdt de stichting dat zij de Ontvanger 15 miljoen gulden schuldig is. Het kort geding volgt op een dwangschrift van 9 maart 2020 waarin wordt gedreigd met ‘executiemaatregelen’ als het Kadaster niet over de brug komt. Een week eerder, op 28 februari, legt de deurwaarder de vordering van 15 miljoen bij de MCB en Girobank en verplicht de banken de gelden van de stichting af te dragen aan de Landsontvanger Curaçao. De stichting gaat in verzet tegen de vorderingen en het dwangschrift.
Het geschil heeft een lange geschiedenis en begint als de regering van Curaçao ‘met besluiten op 12 september 2012 en 11 oktober 2012 heeft bepaald dat de stichting 8 miljoen gulden uit haar reserves aan het Land moet afdragen”, zo schrijft de rechter in het vonnis. Het bestuur van het Kadaster weigert dat van meet af aan vanuit het standpunt dat geen uitkeringen gedaan mogen worden aan de oprichter van de stichting, het Land. Maar op 23 juli 2018 ligt er een factuur van het ministerie van Financiën in de bus van de stichting van 15 miljoen gulden met als omschrijving ‘Overreserves’.
Nu, bijna twee jaar nadat de rekening is ontvangen, neemt de stichting hetzelfde standpunt in. In het kort geding voert zij verder aan dat sprake is van verjaring, de Ontvanger niet bevoegd is en misbruik maakt van haar bevoegdheden. Volgens het Land en de Ontvanger bestaat er wel degelijk grond voor de vordering van 15 miljoen gulden vanwege ‘overreserves’. Dat rechtvaardigt ook het dwangschrift en de vorderingen bij MCB en Girobank. De rechter gaat daarin niet mee, zo blijkt uit het vonnis.
,,Naar het voorlopig oordeel van het gerecht is de Ontvanger niet gerechtigd tot handhaving en tenuitvoerlegging van het dwangschrift en de aan de banken betekende vorderingen”, stelt het Gerecht in eerste aanleg. Zelfs als de stichting het bedrag inderdaad verschuldigd zou zijn en de factuur rechtskracht zou hebben, ‘geeft dat de Ontvanger niet de bevoegdheid de desbetreffende schuld te incasseren door middel van een dwangschrift en vorderingen aan de banken’. De aanspraak van het Land op de financiële reserves van het Kadaster ‘betreft geen belastingschuld of een soortgelijke heffing’ en het gaat ook niet ‘om de inning van door afnemers van kadasterdiensten onbetaald gelaten retributies’. ,,In de kern gaat het om een vordering die het Land stelt te hebben op grond van een (niet schriftelijke vastgelegde) overeenkomst (…) hetgeen volgens het Land bedoeld was bij de oprichting van de stichting in 2002.”
De rechter verbiedt de Ontvanger ‘aanspraak te maken op het gevorderd bedrag’ op grond van de vorderingen bij MCB en Girobank en beveelt toe te staan ‘dat MCB en Girobank gevolg geven aan eventuele opdrachten van de stichting met betrekking tot de door haar onder die banken aangehouden tegoeden’. Bovendien mag de Ontvanger het dwangschrift niet uitvoeren.