Willemstad - Staatsrechtdeskundige Arjen van Rijn, verbonden aan de University of Curaçao (UoC), heeft bij de herdenking van 65 jaar Statuut aangegeven dat het Statuut wat hem betreft niet met pensioen hoeft, maar dat het voor een facelift de hoogste tijd is.
Ook ‘het drama rond de Rijkswet Koninkrijksgeschillen laat zien dat gelijkwaardigheid in de huidige verhoudingen ver te zoeken is’. Maar er is op basis van het Statuut ook steun geweest vanuit Nederland. Bijvoorbeeld in 2017 toen op verzoek van de gouverneur van Curaçao in haar hoedanigheid van Koninkrijksorgaan de koninkrijksregering een voorziening heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de Statenverkiezingen konden doorgaan. ,,Ook toonde de Koninkrijksregering zich bereid de omstreden 80/20-regeling tegen te houden wegens strijd met discriminatieverbod”, zo voert Van Rijn aan. Vervolgens gaat hij toch nog in op de frustraties. ,,Frustratie omdat de politieke relaties tussen de Caribische entiteiten en Nederland maar al te vaak worden gedomineerd door wederzijds onbegrip, gebrek aan empathie en een tweeslachtige houding. Nederland weet de Caribische landen wél te vinden als er moet worden gelobbyd voor de Veiligheidsraad en verwacht van de eilanden wél dat ze het sanctiebeleid van de Europese Unie tegenover Venezuela volgen, maar als de eilanden in het kielzog van de Venezolaanse crisis in de voegen dreigen te kraken onder de toestroom van vluchtelingen en migranten, dan is sprake van een interne aangelegenheid en komt steun slechts aarzelend en mondjesmaat. Nog een voorbeeld, wellicht minder sympathiek. In alle internationale fora loopt Nederland voorop als het om de bescherming van de mensenrechten gaat. Gaat het om de toestand in de gevangenissen van Sint Maarten en Curaçao, die al decennialang onder zware kritiek ligt, dan is de gretigheid van Nederland om concreet bij te dragen aan oplossingen traditioneel een stuk minder groot. Terwijl juist dan de koninkrijksverantwoordelijkheid behoort te worden waargemaakt. Die ontbrekende Nederlandse bereidheid om te helpen waar het zou moeten, heeft natuurlijk ook te maken met de trots van de Caribische landen, met het ‘nos mes por’ dat aan deze kant van de oceaan het levensgevoel bepaalt en sinds het uiteenvallen van de Nederlandse Antillen in 2010 alleen maar sterker geworden is. Wij kunnen het zelf. Wie dat ál te vaak zegt, krijgt vanzelf te horen: ‘dan dóen jullie het ook maar zelf’ op momenten dat er wel degelijk terecht een beroep op Nederland wordt gedaan.”
Samenvattend: ,,Het Statuut ondersteunt de aan beide kanten ingebeitelde krampachtigheid doordat het anno 2019 nog steeds vastzit in het denken van 1954 en van een ouderwetse visie op zelfbestuur en samenwerking getuigt. Alle besluitvormingsmechanismen die het Statuut 65 jaar geleden heeft ontworpen, zijn erop gericht dat Nederland uiteindelijk zijn wil kan doorzetten, zo nodig tegen de zin van de Caribische landen, of het nu gaat om buitenlandse betrekkingen of om ingrijpen in de autonomie.”