Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De in het faillissement van Banco De Orinoco nv aangestelde curatoren worden niet ontslagen, zoals de Venezolaanse aandeelhouders - met aan het hoofd Víctor Vargas - van deze op Curaçao gevestigde internationale bank willen.
Zij zien daarbij echter kennelijk over het hoofd, aldus de beschikking van begin deze week, dat dit de wettelijk voorgeschreven gang van zaken is: artikel 11 van het Faillissementsbesluit bepaalt dat de rechter in eerste aanleg die het vonnis tot faillietverklaring uitsprak tevens de functie van rechter-commissaris in het faillissement vervult.
Ter onderbouwing van hun verzoek tot ontslag van de curatoren - Michiel Gorsira en Stan van Liere - stellen de bank en aandeelhouders zich op het standpunt dat de curatoren hun taak niet met de noodzakelijke onafhankelijkheid zouden kunnen uitvoeren. Althans dat sprake is van een schijn van belangenverstrengeling, omdat de curatoren en hun kantoor - VanEps Kunneman VanDoorne - betrokken zijn geweest bij (de advisering over) de intrekking door de Centrale Bank CBCS van de bankvergunning van Banco Del Orinoco, de aanvraag door de Centrale Bank van de noodregeling, het toezicht tijdens de noodregeling en de aanvraag van het faillissement.
Het verzoek van deze internationale bank van Venezolaanse origine is vrij resoluut ‘afgewezen’. Het verzoek dateert van 25 oktober, nadat op 4 oktober de eerder uitgesproken noodregeling werd omgezet in faillissement, met aanstelling van de advocaten Gorsira en Van Liere tot curatoren en met benoeming van de rechter die het faillissement uitsprak tot rechter-commissaris.
,,De omstandigheid dat de curatoren voorafgaand aan het faillissement als adviseurs van de Centrale Bank betrokken zijn geweest bij de noodregeling, heeft eerder te gelden als een pre dan als een contra-indicatie voor hun aanstelling”, oordeelt het gerecht.
Daarbij is van belang dat de rol van de Centrale Bank in een noodregeling er een is van een onafhankelijk toezichthouder, die alle betrokken belangen - waaronder in het bijzonder uiteraard de belangen van de schuldeisers/rekeninghouders - in acht moet nemen. ,,Dat de Centrale Bank dit in het geval van Banco Del Orinoco niet zou hebben gedaan, is gesteld noch gebleken.”
De omstandigheid dat de curatoren de CBCS in de aanloop naar en tijdens de noodregeling hebben bijgestaan, maakt niet dat er in redelijkheid voor gevreesd kan worden dat zij hun taak als faillissementscurator niet naar behoren - en dus met de nodige onafhankelijkheid - kunnen vervullen, aldus de motivering in de beschikking.
,,Hun positie is in zekere mate vergelijkbaar met die van een curator die eerder bewindvoerder was in de aan het faillissement voorafgegane surseance van betaling”, vervolgt de toelichting.
,,Na surseance pleegt de bewindvoerder te worden belast met de taak van curator in het faillissement, juist vanwege diens eerdere bemoeienis met de boedel en diens bekendheid met de achtergrond en betrokken belangen.”