Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Oud-president Emsley Tromp van de Centrale Bank CBCS heeft ook in hoger beroep aan het kortste eind getrokken in een rechtszaak tegen zijn voormalige werkgever.
,,Het principaal hoger beroep faalt”, oordeelt het Hof en bevestigt daarmee de bestreden beschikking in eerste aanleg.
De uitspraak is van deze week. In reactie hierop laat zijn advocaat, Mirto Murray, aan het Antilliaans Dagblad weten: ,,Tromp stelt beroep in cassatie in, aangezien hij zich niet kan vinden in de gronden die het Hof gehanteerd heeft voor afwijzing van zijn vorderingen.” En: ,,De uitspraak doet géén recht aan het feit dat Tromp volledig is vrijgesproken van de aantijgingen aan zijn adres.”
Het Hof overweegt onder meer het volgende: Na het ontslag van Tromp als president - dat naar in dit geding moet worden aangenomen terecht is gegeven, ‘ook al in Tromp inmiddels definitief vrijgesproken’ - had de overeenkomst zoals die met Tromp was aangegaan haar zin verloren.
,,Van CBCS kon niet worden gevergd dat zij deze dure overeenkomst zou laten voortduren door - zoals Tromp voorstaat - om te zien naar andere werkzaamheden, zodat Tromp zijn arbeidsverhouding kon uitdienen met - zoals Tromp wil - behoud van zijn volledige salaris als president.”
Tromp, momenteel 59 jaar, is op 1 oktober 1985 bij de toenmalige Centrale Bank van de Nederlandse Antillen (BNA) in dienst getreden en vervulde vanaf 25 augustus 1991 de functie van president-directeur, laatstelijk tegen een salaris van 59.915 gulden per maand, exclusief emolumenten. Zo meldt de beschikking.
Het Hof: ,,Het gaat hier om een uit de publieke middelen te bekostigen riante bezoldiging die in de loop der jaren is uitgedijd tot een omvang die door velen in en buiten Curaçao - gelet op het gewicht van de functie en de staat van de overheidsfinanciën - als exorbitant wordt ervaren.”
,,In dat salaris zal het aan de functie van president inherente afbreukrisico zijn verdisconteerd,” vervolgt de beschikking van de drie rechters, ,,zodat veilig kan worden aangenomen dat Tromp in de 32 jaar die zijn dienstverband heeft geduurd, waarvan 25 jaar als president, voldoende voorzieningen heeft kunnen treffen voor het geval hij vóór zijn pensioen zou worden ontslagen en - zo stelt Tromp althans - in Curaçao niet meer aan een passende baan zal weten te komen.”
Het Hof ook: ,,De opzegging tegen 1 november 2017 met een vergoeding van vier maanden salaris is dan niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid, ook al was Tromp op dat moment arbeidsongeschikt en kon hij bogen op 32 dienstjaren.”
Het Gemeenschappelijk Hof verenigt zich met de eerder door het Gerecht gegeven motivering en neemt deze over. Ook met betrekking tot het geschilpunt over de eindejaarsuitkering krijgt de oud-president geen gelijk van het Hof. Deze zou volgens Tromp moeten bestaan uit een eenmalige uitkering van 69.011 gulden en gratificatie van 423.694 gulden; samen 492.705 gulden (bijna 5 ton).
,,De grondslag en de strekking van deze extra uitkering van bijna 70 procent van het toch al forse salaris van Tromp zijn duister gebleven”, oordelen de drie Hofrechters. Er zijn enkele besluiten overgelegd, maar daaruit blijkt niet dat en waarom een vaste jaarlijkse uitkering van deze omvang verschuldigd zou zijn. Niet ter discussie staat echter dat deze eindejaarsuitkeringen eerder wel zijn betaald.
,,Ook als met Tromp wordt aangenomen dat het geen prestatie- en/of loyaliteitsbonus betreft maar een vast onderdeel van de bezoldiging, is het niet onredelijk te noemen dat CBCS de uitkering onderhevig heeft geacht aan de voorwaarde dat deze uitkering niet verschuldigd is - ook niet pro rata - in het geval Tromp aan het einde van het jaar niet meer bij CBCS werkzaam was en hij dat jaar bijna niet had gewerkt. Dat is ook bij een reguliere dertiende maand niet ongebruikelijk.”
Tromp heeft volgens het Hof geen bewijs aangeboden van omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.