Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Raad van Advies (RvA) heeft naar nu blijkt negatief geadviseerd over een tweede versie van een concept-milieuwet omdat er te weinig rekening is gehouden met de adviezen op de eerste versie.
Dat blijkt uit een onlangs gepubliceerd advies van de RvA. Het plan van de milieuwet is op zich goed. Het doel is namelijk om het verstrekken van uit plastic vervaardigde draagtassen, bekers, rietjes, polystyreen bekers en polystyreen bakken, bestemd voor eenmalig gebruik, te verbieden vanwege het feit dat deze producten het milieu vervuilen. Maar: ,,In de Memorie van Toelichting (MvT) ontbreekt een onderbouwing om welke reden specifiek voor dit materiaal is gekozen en bijvoorbeeld niet ook voor het verbieden van plastic bestek, borden, vuilniszakken en drinkflessen alsmede polystyreen borden.”
De reden voor het wetsvoorstel is dat burgers, bedrijven en de overheid te weinig of onvoldoende doen of hebben gedaan om het aantal milieubelastende activiteiten en -producten terug te dringen, zo blijkt uit de MvT.
Het eerste kritiekpunt van de RvA is dat deze zich afvraagt waarom de conceptwet is ondergebracht bij de Warenlandsverordening. ,,Zowel Nederland als Aruba heeft ervoor gekozen om het verbod op het (gratis) aanbieden of verstrekken van plastic draagtassen niet in respectievelijk de Warenwet of de Warenlandsverordening te regelen”, aldus de RvA. Op Aruba is het verbod op het aanbieden van plastic draagtassen in de Algemene Politieverordening opgenomen en in Nederland is dit verbod gebaseerd op Europese richtlijnen, op de Wet milieubeheer en het Besluit en de Regeling beheer verpakkingen.” In de tweede versie van de conceptlandsverordening wordt als reden gegeven dat de uitvoeringscapaciteit voor controle en handhaving bij de Warenlandsverordening beter is. De RvA vindt dit een zwakke motivatie. De warenwetgeving, zo legt de RvA uit, is er primair op gericht om de volksgezondheid op het gebied van de voedselveiligheid te beschermen. Op grond van de Warenlandsverordening is bovendien alleen strafrechtelijke handhaving mogelijk, en niet de mogelijkheid tot bestuursdwang of een bestuurlijke boete.
,,Aangezien het verbod tot het verstrekken van plastic draagtassen en ander plastic en polystyreen materiaal een maatregel is die primair ertoe strekt om het milieu te beschermen is de raad van oordeel dat er een aantal alternatieven bestaan.” De RvA noemt als alternatief de Hinderverordening 1994 en de Landsverordening openbare orde. Maar bij de Hinderverordening onderbrengen betekent een grote aanpassing, veel menskracht en tijd en daardoor veel kosten. Daarom adviseert de RvA het wetsvoorstel onder te brengen bij de Landsverordening openbare orde. ,,Deze landsverordening bevat immers ook regels met betrekking tot de bescherming van het milieu”, zo wordt aangevoerd.
Daarnaast oppert de RvA het idee om een invoerverbod te leggen op plastic draagtassen en ander plastic en polystyreen materiaal en producten waarmee dit vervaardigd kan worden. ,,Verwacht kan worden dat een invoerverbod minder beslag zal leggen op de capaciteit van het handhavingsapparaat”, aldus de RvA.
Na dit aanbevolen te hebben stelt de RvA dat als de initiatiefnemers toch willen afwijken van dit advies, dit in de Memorie van Toelichting (MvT) goed gemotiveerd moet worden. Dit is echter niet naar tevredenheid van de RvA in een tweede versie gedaan.