Van een onzer verslaggevers
Willemstad - InterCaribbean Airways, de vliegmaatschappij die Insel Air zou overnemen, heeft in Hoger Beroep ‘ex tunc’ (zoals de situatie toen was), gelijk gekregen en hoeft de dwangsom van 500.000 dollar niet te betalen.
Sterker nog, Insel Air wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, wat neerkomt op een bedrag van 9.764 gulden. Het belangrijkste argument van het Hof is dat er ook voor interCaribbean te veel onzekerheden waren, zoals de concernstructuur. Ook de bewindvoerder van Insel Air was zich hiervan bewust en ging om deze reden ervan uit dat het gerecht akkoord zou gaan met een soepelere kredietstelling voor het verlenen van de homologatie (de goedkeuring van de rechter-commissaris) van belang voor het crediteurenakkoord. Dit was echter niet het geval.
In een kortgedingvonnis van 28 december 2018 werd beslist dat interCaribbean onder bepaalde voorwaarden een dwangsom van 500.000 dollar moest betalen als het bedrijf niet de zekerheid stelde aan Insel Air die nodig was om het crediteurenakkoord van Insel te homologeren. Tegen dit vonnis ging interCaribbean, zo blijkt nu met succes, in beroep. Overigens stelt het Hof erbij dat de kwestie met het faillissement van Insel Air eigenlijk niet meer aan de orde is. De vraag of interCaribbean zich moest houden aan het zekerheidsbeding zoals vastgelegd in de Heads of Agreement (HoA) wordt dan ook ‘ex tunc’ beantwoord.
Het Hof stelt de vraag: Welke verwachting mochten de partijen over en weer hebben van het zekerheidsbeding ten tijde van het sluiten van de HoA?
Het Hof legt bij het beantwoorden van deze vraag uit dat het zekerheidsbeding interCaribbean verplichtte zich ten volle in te spannen zodat het schuldeisersakkoord kon worden gehomologeerd. Maar, zo voegt het Hof eraan toe: ,,Het gaat te ver om alle risico’s verbond aan het niet verlenen van de homologatie bij interCaribbean te leggen.”