Van een onzer verslaggeefsters
Willemstad- Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft onlangs gevonnist dat het beslag op een lading aan boord van de olietanker Icaro dient te worden opgeheven. Hierdoor kon een lading ruwe olie, bestemd voor de raffinaderij in het Schottegat, worden afgeleverd.
De zaak werd door Refineria Isla Curaçao bv aangespannen tegen Exotic Waves Marine S.A., gevestigd te Monrovia, Liberia. Laatstgenoemde had op 14 en 15 december beslagen laten leggen op de lading en bunkers van de Icaro. Het eerste beslag werd al vrij snel opgeheven, het tweede bleef echter gehandhaafd. Het laatste betrof een beslag begroot op 7,4 miljoen dollar ten laste van PdVSA Petróleo S.A.
De Icaro lag aangemeerd in Bullenbaai. Aan boord bevonden zich twee verschillende ladingen met in totaal 199.882 vaten ruwe Santa Barbara-olie; 202.351 vaten ruwe Tia Juana Pesado-olie; 3.420 vaten ruwe Tia Juana Pesado-olie; 832 ton zware brandstof en 4.446 ton diesel. De laatste twee hebben samen een waarde van 20.000 dollar. Welk deel van de lading voor de raffinaderij was bedoeld, wordt in het vonnis niet gespecificeerd.
Refineria Isla vorderde dat het beslag ten laste van PdVSA - op de 832 ton brandstof en de 4.446 ton diesel - werd opgeheven zodat de vaten ruwe Tia Juana Pesado-olie in het Schottegat af kunnen worden geleverd. Tevens werd gevorderd dat Exotic Waves Marine S.A. aan Refineria Isla de kosten van de huur van de jetty’s - 1.100 gulden per uur - zou betalen zolang de Icaro in de haven van Bullenbaai bleef liggen, evenals de betaling van de demurrage van 15.000 gulden per dag tot en met de dag waarop de Icaro uit Bullenbaai zou kunnen varen.
Volgens Refineria Isla - dat in deze zaak vertegenwoordigd werd door raadsman Chester Peterson - was het beslag onrechtmatig, omdat daardoor - in het bijzonder door het beslag op de bunkers van de Icaro - wordt belet dat de Icaro zich van haar huidige ligplaats te Bullenbaai naar het Schottegat kan begeven, alwaar de op de Icaro aanwezige lading van 202.351 vaten ruwe olie moet worden ontladen. De Isla stelt deze olie dringend nodig te hebben voor de BOO-centrale en voor de opstart van de olieraffinaderij.
In het vonnis stelt het gerecht dat vaststaat dat Refineria Isla eigenares is van de helft van de op de Icaro aanwezige voorraad olie, en niet betwist is dat de Icaro als gevolg van de beslaglegging van haar brandstof- en dieselvoorraad niet meer kan varen ‘en derhalve ook niet in staat is om de voor eiseres (Refineria Isla, red) bestemde olie in het Schottegat aan eiseres af te leveren’. ,,Van gedaagde (Exotic Waves Marine S.A., red.) kan worden gevergd dat zij deze voor eiseres nadelige consequentie van een op zichzelf wellicht rechtmatig beslag wegneemt door mogelijk te maken dat de Icaro van Bullenbaai naar het Schottegat vaart om daar de niet-beslagen lading te lossen. Het daarmee gepaard gaande verlies voor gedaagde aan verhaalsmogelijkheid op een deel van de voor eigen gebruik door de Icaro bestemde brandstof en diesel is, zeker relatief gezien, zeer beperkt”, aldus het Gerecht in de uitspraak.
Het gerecht vervolgt: ,,Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op de door eiseres ter zitting aangeboden zekerheid, zal bij dit vonnis het beslag op de voor de Icaro bestemde brandstof en diesel worden opgeheven als in het dictum van dit vonnis omschreven. Een dwangsom is gelet daarop niet aan de orde.” ,,Met deze beslissing wordt enerzijds mogelijk gemaakt dat de aan eiseres toebehorende olie aan haar wordt afgeleverd, terwijl gedaagde anderzijds haar verhaalsmogelijkheden vrijwel geheel behoudt. Daarbij blijft de mogelijkheid bestaan dat, zoals door eiseres geopperd, de betrokken partijen afspreken dat de beslagen olie onder handhaving van het beslag wordt overgepompt in opslagtanks te Bullenbaai.”
De vordering van Refineria Isla met betrekking tot huur van jetty’s en demurrage zijn afgewezen. ,,In dit geding is onvoldoende gebleken dat eiseres - en dus niet de andere partij - terzake schade lijdt of heeft geleden, terwijl evenmin voldoende is gebleken van een rechtsgrond voor gehoudenheid van gedaagde tot betaling.”