Van een onzer verslaggeefsters
Willemstad - In het beroep tot cassatie in de zaak Babel voert de verdediging van oud-premier Gerrit Schotte (MFK) onder andere als middel aan dat het verzoek om de Italiaanse officier van justitie Roberto Pellicano te horen, door het Hof ‘ten onrechte’ is afgewezen. In zijn advies aan de Hoge Raad zet advocaat-generaal Edwin Bleichrodt uitvoerig uiteen waarom dit cassatiemiddel faalt.
De naam van officier van justitie Roberto Pellicano werd door de media voor het eerst in juni 2017 tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak Babel in hoger beroep gehoord. Het verdedigingsteam van Schotte - met aan het hoofd de Nederlandse topadvocaat Geert-Jan Knoops - voerde aan dat er twijfels bestaan over de start van het onderzoek omdat in tegenstelling tot wat voormalig advocaat-generaal Anton van der Schans onder ede heeft verklaard, het Openbaar Ministerie in Italië in 2012 geen e-mail zou hebben gestuurd naar de autoriteiten op Curaçao. De verdediging wilde Pellicano als getuige horen omdat zijn getuigenis van cruciaal belang zou zijn om te bewijzen dat de strafrechtelijke vervolging tegen Schotte en levenspartner Cicely van der Dijs ‘op valse voorwendselen is gestart’.
Volgens andere getuigenverklaringen zou Pellicano - die in juni 2017 zelf niet ter terechtzitting aanwezig was - verrast hebben gereageerd toen hij hoorde dat het Openbaar Ministerie op Curaçao stelde dat hij een mail had gestuurd om aan te geven dat in het kader van het onderzoek tegen casinomagnaat Francesco Corallo informatie was gevonden die tegen Schotte kon worden gebruikt.
In zijn conclusie geeft Bleichrodt - die spreekt van het Italiëverhaal - aan dat het verzoek van de verdediging om Pellicano op te roepen samenhangt met het verweer van de verdediging dat inhoudt dat het strafvorderlijk onderzoek tegen de verdachte is voortgekomen uit onrechtmatig verkregen en uitgelekte MOT-gegevens. ,,De door de verdediging aangevoerde stellingen leiden niet, ook in niet onderling verband en samenhangend bezien, tot de slotsom dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim of schending van het recht op een eerlijk proces”, zo herhaalt Bleichrodt de uitspraak van het Hof. ,,Het verweer wordt dan ook verworpen.”
Het Hof heeft het ter terechtzitting van 12 juni 2017 door de verdediging herhaalde verzoek Pellicano als getuige te horen op dezelfde zitting afgewezen. Daarbij heeft het Hof onder meer geoordeeld dat hetgeen door de verdediging is aangevoerd onvoldoende concreet is om het verzoek tot het horen van de getuige te dragen, aldus Bleichrodt. Hoewel getuigen hebben verklaard dat Pellicano veel meer te vertellen heeft, geven deze getuigen geen enkele indicatie wat dat veel meer dan inhoudt. In samenhang met hetgeen eerder is verklaard, biedt dit voor het Hof onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat Pellicano iets kan verklaren dat van belang kan zijn voor enige door het Hof te nemen beslissing.
,,Het oordeel van het Hof is niet onbegrijpelijk, in het licht van enerzijds hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd en anderzijds de gronden waarop het verzoek is afgewezen”, aldus Bleichrodt. En: ,,Ook overigens kon het Hof oordelen dat de verdediging onvoldoende aanknopingspunten heeft aangereikt voor het oordeel dat Pellicano iets kan verklaren dat van belang kan zijn voor enige door het Hof in deze zaak te nemen beslissing. In het bijzonder valt niet in te zien dat de wijze waarop de contacten tussen de autoriteiten van beide landen tot stand zouden zijn gekomen zou kunnen meebrengen dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijke behandeling van de strafzaak tegen de verdachte.”
Het is niet onbegrijpelijk dat het Hof in de motivering van het getuigenverzoek onvoldoende aanknopingspunten heeft aangetroffen voor het oordeel dat Pellicano in dit verband iets kan verklaren dat van belang kan zijn voor enige door het Hof in deze zaak te nemen beslissing. De verdediging is immers onverkort in de gelegenheid geweest haar visie te geven op de betrouwbaarheid en de betekenis voor het bewijs van de (kopieën van) facturen die de Italiaanse autoriteiten ter inzage hebben gegeven en die na een rechtshulpverzoek aan de processtukken zijn toegevoegd.
De verdediging heeft aan het (herhaalde) verzoek de getuige te horen (steeds) ten grondslag gelegd dat de gang van zaken ten aanzien van het contact met het Openbaar Ministerie in Italië zoals door het Openbaar Ministerie van Curaçao geschetst in het proces-verbaal niet conform de werkelijkheid is en dat de Italiaanse officier van justitie Pellicano als getuige kan verklaren dat het initiatief voor het onderzoek niet van hem is uitgegaan. In dat verband is de mogelijkheid geopperd dat de advocaat-generaal bij het Hof bewust in strijd met de waarheid heeft verklaard dat het e-mailbericht waarmee het contact tussen Curaçao en Italië tot stand is gekomen afkomstig was van Pellicano. Het Hof heeft overwogen dat door de betrokken advocaat-generaal niet met de stelligheid als door de verdediging naar voren is gebracht, is verklaard dat de e-mail door Pellicano persoonlijk is ondertekend en verstuurd en achtte daarmee geen begin van aannemelijkheid aanwezig van de gestelde leugenachtigheid van de verklaring. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en kan in cassatie niet verder worden getoetst.”
De advocaat-generaal stelt verder: ,,Daarbij komt dat zelfs als het contact tussen de Italiaanse autoriteiten en het Openbaar Ministerie te Curaçao op een andere wijze tot stand zou zijn gekomen dan is gerelateerd, daarmee niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie als rechtsgevolg in beginsel niet snel in beeld komt. Aan de motivering van het verzoek mogen in dit verband hoge eisen worden gesteld. In het bijzonder had van de verdediging mogen worden verwacht dat nader was onderbouwd waarom in dezen van een onherstelbaar verzuim sprake zou zijn en waarom aan het recht op een eerlijke behandeling van de strafzaak tegen de verdachte tekort zou zijn gedaan. Voor zover het verzoek anticipeerde op een beroep op bewijsuitsluiting, merk ik op dat het desbetreffende relaas van de advocaat-generaal niet tot het bewijs is gebezigd, terwijl evenmin valt in te zien op welke andere wijze bewijsuitsluiting aan de orde zou kunnen komen.”
Het Hof heeft in de bestreden uitspraak van 21 juli 2017 het bij dupliek door de verdediging opnieuw herhaalde verzoek om Pellicano als getuige te horen beoordeeld in het licht van het verweer van de verdediging dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat bewijsuitsluiting moet volgen vanwege normschendingen ten tijde van de start van het (strafrechtelijk) onderzoek tegen de verdachte. Het Hof heeft het desbetreffende verweer in de bestreden uitspraak uitvoerig gemotiveerd verworpen. ,,Onderdeel daarvan vormen de overwegingen dat de aanvang van het strafrechtelijk onderzoek niet is gelegen in het proces-verbaal van de advocaat-generaal en - aldus lees ik de overweging - in de gang van zaken die in het proces-verbaal is beschreven ten aanzien van het contact met het Openbaar Ministerie te Italië. Tevens heeft het Hof niet onbegrijpelijk geoordeeld dat de verdachte niet in zijn belangen is geschaad, omdat de kopieën van de facturen in aansluiting op het werkbezoek in Italië op controleerbare en rechtsgeldige wijze zijn verkregen en de authenticiteit daarvan niet in het geding is. Daarmee heeft het Hof te kennen gegeven dat de verdediging niet is geschaad in haar uit art. 6 EVRM voortvloeiende verdedigingsrechten. Het Hof kon uit één en ander afleiden dat het horen van Pellicano nodeloos was, omdat zijn verklaring niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing”, aldus Bleichrodt. ,,Het voorafgaande brengt mee dat het Hof de (herhaalde) verzoeken tot het horen van R. Pellicano als getuige op goede gronden heeft afgewezen.” Conclusie van de advocaat-generaal: ,,Het middel faalt.”