Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Een nieuw artikel in de Landsverordening dierenwelzijn is mogelijk in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Het ‘schandpaalartikel’ - zoals de Raad van Advies (RvA) het noemt - roept op tot ‘naming en shaming’.
De RvA is het mede daarom niet eens met de opstellers van de Landsverordening dierenwelzijn dat een advies op een nieuw ontwerp niet nodig is, ‘omdat het advies op het eerste ontwerp alleen op ondergeschikte punten niet is opgevolgd’. Volgens de raad maakt alleen al het nieuwe artikel, dat is opgenomen onder het hoofdstuk Sancties, dat nieuw advies nodig is.
Dit artikel creëert een specifieke bevoegdheid voor het actief openbaar maken van sanctiebesluiten en toezichtgegevens die daarmee samenhangen. Volgens de toelichting op dat artikel kan hiervan een preventieve werking uitgaan naar andere potentiele overtreders en zal deze sanctie alleen als ultimum remedium ingezet worden.
In de Memorie van Toelichting (MvT) wordt niet dieper op het artikel ingegaan. De RvA merkt hierbij op dat er in de landsverordening geen rekening lijkt te zijn gehouden met persoonlijke gegevens of bedrijfsgegevens. Ook blijkt niet dat er een afweging van belangen is van ‘degenen die onder toezicht staan’. De RvA veroordeelt dat en stelt: ,,Met het oog op het sanctionerend karakter van het ter openbare kennis brengen van sanctiebesluiten en toezichtgegevens dient aan de bevoegdheid tot openbaarmaking van die besluiten en gegevens waarborgen in de wet te worden opgenomen ter bescherming van degene, wiens handelen of nalaten openbaar wordt gemaakt.” Zo niet, dan wordt niet voldaan aan de Staatsregeling en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) waarin bescherming van de persoonlijke levenssfeer is opgenomen.
In het specifieke geval van de Wet dierenwelzijn stelt de RvA: ,,Bij het openbaar maken van toezichtgegevens dienen de belangen van betrokken houders van dieren (zowel natuurlijke personen als rechtspersonen) volledig te worden afgewogen tegen andere belangen. lmmers, de openbaarmaking kan diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokkene en voor economische schade en reputatieschade zorgen.” In het EVRM is openbaarmaking in sommige omstandigheden wel toegestaan, zo wordt uitgelegd, mits daar voorwaarden aan verbonden worden.
Een ander bezwaarlijk punt vindt de RvA dat in het ontwerp niet bepaald wordt dat het besluit voor ‘naming and shaming’ vooraf en op schrift aan de betrokkene bekend wordt gemaakt. ,,Betrokkene krijgt daardoor geen kans om te reageren op eventuele onjuistheden in de openbaar te maken gegevens.” Ook is er geen periode opgenomen waarbinnen de minister niet bevoegd is tot openbaarmaking, een zogenaamde ‘standstill’ periode. RvA: ,,Dat betekent dat betrokkene openbaarmaking niet kan tegenhouden; ook niet als hij tegen het sanctiebesluit bezwaar heeft aangetekend of in beroep is gegaan.” Gevolg kan zijn dat het Land daardoor door de getroffenen aansprakelijk gesteld kan worden voor geleden reputatieschade, bijvoorbeeld indien achteraf blijkt dat het sanctiebesluit geen stand kan houden.
Tot slot merkt de RvA op dat er een toelichting op genoemd ‘naming and shaming’-artikel ontbreekt. ,,Belangrijk is dat daar waar grondrechten beperkt worden, de Memorie van Toelichting hier uitvoerig op ingaat”, aldus de Raad.