Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Emsley Tromp is terecht ontslagen als president van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS). Dat heeft het gerecht gisteren verklaard.
Het verzoek van Tromp om te verklaren dat de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst nietig is en om CBCS diverse vergoedingen uit te laten keren is daarmee afgewezen.
De oud-president is veroordeeld tot de betaling van de proceskosten aan de zijde van de CBCS, die zijn begroot op 1.500 gulden. Het verzoek van de CBCS - die in reactie op de zaak van Tromp zelf ook een zaak aanspande, om zichzelf in te dekken mocht de oud-president in zijn gelijk worden gesteld - is daarentegen wel toegekend. De rechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen Tromp en de CBCS per direct, zónder toekenning van een vergoeding, ontbonden. Hoewel eigenlijk als feit wordt gezien dat die overeenkomst al op 17 oktober 2017 is geëindigd. Ook in deze zaak is Tromp veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan de zijde van CBCS die in dit geval zijn begroot op in totaal 1.950 gulden.
Op de belangrijkste vraag in de beoordeling - of de arbeidsovereenkomst van Tromp op rechtsgeldige wijze is geëindigd - antwoordt het gerecht in het vonnis bevestigend. Tromp is door de ministers van Financiën van Sint Maarten en Curaçao, op basis van een aanbeveling door ten minste vijf leden van de Raad van Commissarissen (RvC), per landsbesluit benoemd als president van de CBCS. En op basis van artikel 20 lid 3 Bankstatuut kan de president omgekeerd ook op aanbeveling van de RvC per landsbesluit worden ontslagen. Dat is gebeurd op 17 oktober 2017. Het gerecht ziet het daarom als feit dat Tromp per die datum zijn functie als president van CBCS niet meer vervulde.
En ‘mede gelet op de zeer riante arbeidsvoorwaarden’, heeft Tromp niet aannemelijk gemaakt dat zijn arbeidsovereenkomst niet uitsluitend betrekking had op de functie van president. Om die reden kon de arbeidsovereenkomst dan ook niet voortbestaan na het ontslag als president op 17 oktober 2017, aldus het vonnis. ,,Daarom faalt de stelling van T. dat ondanks het aan hem gegeven ontslag zijn arbeidsovereenkomst met CBCS nog van kracht is.”
Een ander punt in de vordering van Tromp was het ongedaan maken van een verrekening van de CBCS. Bij een geldbedrag dat de CBCS aan Tromp had toegekend is een bedrag van 110.282,59 verrekend. Dit bedrag maakt deel uit van het totaalbedrag van 283.468,94 gulden dat de CBCS heeft betaald aan advocaten en fiscalisten voor diensten die zij aan Tromp hebben verleend in verband met zijn strafzaak en de bezwaarprocedures die hij heeft ingediend. Het gaat hierbij om een strafzaak die het Openbaar Ministerie in augustus 2016 tegen de CBCS-president aanspande, omdat hij wordt verdacht van belastingfraude. De zaak moet nog in hoger beroep dienen.
Tromp voert als argument aan dat president ad interim Jerry Hasselmeyer, minister van Financiën Kenneth Gijsbertha en voorzitter van de Raad van Commissarissen Etiënne Ys mondeling hebben toegezegd dat zij aan de kosten zullen voldoen. Maar volgens het gerecht kan Tromp dat helemaal niet afdwingen, omdat hij niet als president, maar als burger betrokken is in de eerdergenoemde strafzaak. Bovendien had de Raad van Commissarissen goedkeuring moeten geven voor goedkeuring van uitbetaling van dit bedrag. Hier kan Tromp zich dus niet met succes op beroepen, aldus het vonnis. Tromp mag allang blij zijn dat hij niet voor het gehele bedrag moet opdraaien, zo valt vrij te interpreteren uit het vonnis.