Van een onzer verslaggeefsters
Willemstad - In het kort geding van de overheidsnutsbedrijven en het Land Curaçao tegen PdVSA, Isla bv en ConocoPhillips dat gisteren diende, schitterde het Venezolaanse staatsoliebedrijf door afwezigheid.
Quincy Carrega vertegenwoordigt in deze zaak Curoil; Eric de Vries van advocatenkantoor HBN Law vertegenwoordigt Refineria di Kòrsou (RdK), CRU en Aqualectra; Rogier van den Heuvel van advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne treedt op namens het Land; Jaap Maris en Karel Frielink van BZSE Attorneys at Law vertegenwoordigen ConocoPhillips en Sandra Thomson treedt in deze zaak op namens Isla bv. Voor PdVSA kwam gisteren geen gemachtigde opdagen.
De eisers hebben in deze zaak één gemeenschappelijk doel: dat het derdenbeslag door ConocoPhillips van 2,6 miljard dollar wordt opgeheven en dat er door het Gerecht een verbod wordt uitgesproken op andere beslagen. Partijen betogen namelijk dat het land Curaçao schade ondervindt door de beslaglegging en dat dit een grote negatieve impact kan hebben op de economie van het land. Isla bv steunt de vordering voor het opheffen van het beslag om zo te kunnen voldoen aan de leveringsplicht.
Geëist wordt in dit kort geding dat Isla de brandstofleveringen aan de overheidsvennootschappen op de gebruikelijke wijze en tegen de overeengekomen betaling onmiddellijk hervat; dat PdVSA alle noodzakelijke medewerking verleent aan de brandstoflevering aan overheids-nv’s door Isla; dat ConocoPhillips weer toestaat dat Isla de brandstoflevering aan de overheidsnutsbedrijven op de gebruikelijke wijze en tegen de overeengekomen betaling onmiddellijk hervat; dat de beslagen onder RdK, Isla, Isla Curazao en Curoil worden opgeheven; en dat ConocoPhillips wordt verboden opnieuw beslag te leggen waardoor brandstoflevering verhinderd wordt.
Tot slot wordt geëist dat een dwangsom aan Isla, PdVSA en ConocoPhillips wordt opgelegd indien aan een van de genoemde eisen niet wordt voldaan. Het gaat hierbij om een dwangsom ter hoogte van 10 miljoen dollar per dag of gedeelte van een dag, met een maximum van 1 miljard dollar.
Voor ConocoPhillips is het tot nu toe onduidelijk wat precies onder de beslaglegging valt. Zo lang dat het geval is, is het voor het Amerikaanse bedrijf moeilijk vast te stellen dat de levering vanuit de raffinaderij daadwerkelijk wordt gehinderd door de beslaglegging, aldus raadslieden Frielink en Maris die ConocoPhillips vertegenwoordigen. De advocaten vinden dat de Isla een zogeheten derdenverklaring moet overleggen, dat duidelijkheid kan bieden in wat er onder de beslaglegging valt. Het bedrijf is bereid eraan mee te werken dat de Isla weer goederen kan leveren, aldus de verdediging van het Amerikaanse bedrijf.
Het Gerecht doet maandag 21 mei uitspraak in deze zaak.