Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De rechter op Curaçao heeft toegestaan dat voor een totaalbedrag van ruim 636 miljoen dollar op olie of olieproducten en banktegoeden van PdVSA gedurende driemaal een periode van 30 dagen na het eerste beslag mag worden herhaald.
,,Dit uit het oogpunt van een behoorlijke rechtsbeding”, schrijft de beslagrechter onder het verlof tot beslaglegging van vrijdag 4 mei.
Hoewel Isla en PdVSA de kaken stijf op elkaar houden is de beschikking nu in handen van het Antilliaans Dagblad nadat deze krant daar met klem om had gevraagd bij het gerecht, mede omdat er zoveel verwarring en misinformatie was. De openbaarheidsvereiste staat voorop, had het gerecht in eerste instantie gesteld, maar er moest ook rekening worden gehouden met de verschillende belangen. Zo was het toegestane verlof eerder nog niet helemaal uitgevoerd.
Het betreft het verzoek tot het verlenen van verlof voor conservatoir beslag onder derden, op roerende goederen, op aandelen, en om beslag te mogen leggen op alle dagen en uren plus het aanstellen van een bewaarder. Het verzoek is van ConocoPhillips Petrozuata bv (CPZ), een Nederlandse vennootschap die een 100 procent dochtermaatschappij is van ConocoPhillips Company in Delaware in de Verenigde Staten. Voor CPZ treden lokaal de Curaçaose advocaten Karel Frielink en Jaap Maris van het kantoor BZSE op.
De zogeheten gerekwestreerden zijn Petróleos de Venezuela SA en dochter PdVSA Petróleo SA in Caracas, Venezuela. ConocoPhillips Petrozuata verzocht - ter verzekering van de vordering - verlof om conservatoir beslag te leggen op:
-Al hetgeen de Curaçaose overheids-nv Refineria di Kòrsou (RdK) aan PdVSA verschuldigd is of zal worden, alsmede alle roerende zaken, althans aandelen in roerende zaken, die onder RdK berusten en die toebehoren aan PdVSA, waaronder in het bijzonder olie of olieproducten eigendom van PdVSA die in opslag worden gehouden bij of zich bevinden op het terrein van RdK;
-Verder de lading olie of olieproducten in eigendom van PdVSA aan boord van een hele reeks schepen waarvan ConocoPhillips aanneemt dat die binnenkort de haven van Curaçao dan wel binnen de twaalf mijlszone bevinden. Het gaat dan om Afra Oak (Navig8 Pte Ltd); Europride (Eurotankers Inc.); Ocean Elegance (International Andromeda); Sonangol Kalandula (Stena Sonangol Suexmax Pool); Icargo (PdV Marina SA); British Cygnet (BP Plc); Jag Punit (Great Eastern Shipping Co Ltd); Pericles (Dynacom Tankers Management Ltd.); en Lone. Star (Stealth Maritime Corp SA).
-Alle gelden, vorderingen, waardepapieren en/of roerende zaken die PdVSA heeft of zal verkrijgen op Girobank International aan de Scharlooweg en Blue Bank International in Zeelandia Office Park.
-En tot slot: beslag op alle gelden, vorderingen, waardepapieren en/of roerende zaken die PdVSA heeft of zal verkrijgen op Refineria Isla (Curazao) in Emmastad, waaronder in het bijzonder olie of olieproducten eigendom van PdVSA die in opslag worden gehouden op de terreinen van Refineria Isla.
ConocoPhillips zal ‘op korte termijn’ een verzoek tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis, waarbij op 24 april de Internationale Kamer van Koophandel (ICC) ten gunste van Conoco heeft geoordeeld, indienen in onder meer Curaçao, Bonaire, Sint Eustatius en Aruba. Een dergelijke ‘exequaturverzoek’ is overigens al op 26 april in Nederland ingediend bij het gerechtshof in Den Haag.
Vooruitlopend op het verlof om het arbitraal vonnis te executeren wilde ConocoPhillips haar mogelijkheid om te executeren zeker stellen middels het leggen van beslag op vermogensbestanddelen van PdVSA.
Eerder werd door Daren Beaudo, director media relations and crisis communications van ConocoPhillips, tegenover het Antilliaans Dagblad en ook verschillende internationale media gemeld dat het ICC-scheidsgerecht had bepaald dat het om 2 miljard dollar gaat. Wellicht is dit wereldwijd het geval. Uit het verlof van de Curaçaose rechter blijkt dat het in verband met CPZ en PdVSA ruim 489 miljoen dollar (te vermeerderen met rente) aan te betalen schadevergoeding betreft. In het verzochte verlof melden de advocaten dat de vordering ruim 636 miljoen dollar beloopt. De beslagrechter staat dit toe met de vaststelling van de termijn voor het instellen van de eis in hoofdzaak op drie maanden.