Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Jongens van wie de schoolresultaten beneden de maat zijn, krijgen in het onderwijs geen extra aandacht. Dat bevestigt Onderwijsminister Marilyn Alcalá-Wallé (PAR) naar aanleiding van vragen van MAN-Statenlid Elsa Rozendal. De minister erkent dat hier verandering in moet komen.
Rozendal verwijst in haar schriftelijke vragen naar een Amerikaans onderzoeksrapport, getiteld ‘The Boy Problem’. Hieruit blijkt dat slechte leerprestaties van jongens, in het bijzonder Afro-Amerikaanse jongens, diverse oorzaken kunnen hebben: slechte kwaliteit van het onderwijs, een systeem dat meer gericht is op bestraffing dan beloning, gebroken gezinnen, armoede en culturele conflicten. Afwijzing en traumatische ervaringen blijken meer impact te hebben op de concentratie en het leervermogen van jongens dan van meisjes met een vergelijkbare achtergrond. Volgens het MAN-Statenlid is er op Curaçao sprake van een vergelijkbare situatie.
Minister Alcalá-Wallé onderschrijft dat er, om tot een oplossing te komen voor ‘The Boy Problem’ op Curaçao, rekening moet worden gehouden met vele factoren. Recent stelde Alcalá-Wallé, dat zij bij haar aantreden als minister van Onderwijs, een chaos heeft aangetroffen bij het ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport (OWCS). Dit zou deels te wijten zijn aan de beslissing van het kabinet-Schotte in 2010 om Sportzaken bij OWCS weg te halen en onder te brengen bij het ministerie van Algemene Zaken, onder verantwoordelijkheid van de minister-president. ,,Sport is essentieel voor de vorming van jongeren, met name voor jongens”, aldus Alcalá-Wallé, die zegt blij te zijn dat de portefeuille Sportzaken na zeven jaar weer terug is bij de verantwoordelijk ambtenaren van OWCS, en er nu kan worden gewerkt aan ‘een integraal onderwijsbeleid, gericht op de vorming en ontwikkeling van alle jongeren’. De minister geeft aan, dat haar visie voor educatie is gestoeld op het principe van ‘Life Long Learning’. ,,We moeten ons richten op intellectuele ontwikkeling van de hele Curaçaose gemeenschap.”