Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Hoogleraar staatsrecht aan de Universiteit van Curaçao, Arjen van Rijn, zegt tegenover Trouw te genieten van de politieke ontwikkelingen op Curaçao. ,,Het zijn historische tijden”, aldus Van Rijn. ,,Het eiland is weliswaar klein, maar er gebeuren in politiek en staatsrechtelijk opzicht héle grote dingen.”
Trouw zet bij monde van Van Rijn de politieke reuring in Willemstad af tegen de serene rust in Den Haag. ,,Juist op het moment dat het op het Haagse Binnenhof oorverdovend stil is, verovert een moedige Plasterk in zijn laatste maanden als bewindspersoon alsnog een plek in de geschiedenisboekjes”, door het complete parlement en de regering van het autonome Curaçao aan de kant te zetten om vrije verkiezingen mogelijk te maken.
,,Moet je je voorstellen”, zegt Van Rijn, ,,in de jaren vijftig van de vorige eeuw hebben juristen allerlei wettelijke spelregels bedacht en deze zijn in 1954 vastgelegd in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Daarin is grote mate van autonomie beschreven voor de Nederlandse Antillen, die later weer heeft geleid tot de zelfstandigheid van het eiland Curaçao. Iemand heeft dus bijna zeventig jaar geleden bedacht dat in dat proces van autonomie in geval van nood het Koninkrijk altijd de mensenrechten en de vrijheden van de bevolking op de eilanden moet waarborgen. En hij heeft destijds ook een instrument beschreven waarmee in zo'n noodsituatie kan worden ingegrepen.”
Anno 2017 is het demissionair minister Ronald Plasterk die deze artikelen 43 en 51 na al die tijd uit het Statuut opgraaft en zowel het parlement als de regering van Curaçao buitenspel zet. ,,Met recht een historische gebeurtenis”, zegt Van Rijn.
Tegenstanders van ingrijpen verwijten Nederland 'koloniaal gedrag', maar dat is volgens de hoogleraar 'klinkklare nonsens'. ,,Nederland handelt niet vrijwillig, maar op verzoek van de gouverneur en omdat de door de Curaçaose regering zelf veroorzaakte omstandigheden daartoe aanleiding geven. De gouverneur is op de eerste plaats een Curaçaose in hart en nieren, zij gaat echt niet uitvoeren wat Den Haag heeft bedacht."
Volgens Van Rijn is het te makkelijk om te zeggen dat de ontwikkelingen op Curaçao moeten worden gezien binnen het frame van een 'jonge democratie' die wankelend de eerste stappen zet. ,,Sinds de jaren vijftig is er al autonomie en er zijn generaties opgegroeid in een democratisch bestel. Op Curaçao wemelt het ook van de ervaren en integere mensen die het hart en het verstand op de goede plaats hebben zitten.”
De hoogleraar zegt tegenover Trouw dat het zijn oude hobby is te roepen dat je in tijden van onenigheid of crisis als autonoom land een constitutioneel hof moet hebben dat de knopen doorhakt. ,,Met zo'n gezaghebbend instituut had de gouverneur niet naar Nederland hoeven stappen om de verkiezingen doorgang te laten vinden, maar had men deze vraag kunnen voorleggen aan de wijze heren en dames van het autonome Curaçao zelf. Als Nederland kolonialisme wordt verweten, doe het dan zelf. Het kan! Dat zou een hele cleane oplossing zijn.”
De Curaçaoënaars hebben volgens de staatsrechtdeskundige lang genoeg kunnen nadenken over hoe het anders zou moeten. ,,Maar ze hebben niet de moed gehad veranderingen aan te brengen. Dat had wel gemoeten. Curaçao heeft stabiliteit nodig, zonder snelle wisselingen van coalities en politieke crises.”
Van Rijn vraagt zich inmiddels af of het niet tijd is voor een gekozen minister-president. ,,Binnen een (minister-)presidentieel systeem, met een gekozen regeringsleider die vier jaar lang het mandaat heeft om te regeren en niet voor elk wissewasje naar huis kan worden gestuurd, maar alleen via een bijzondere procedure, zoals in de VS, kan er duurzaam bestuurd worden. Uiteraard binnen de 'rule of law', de ankers van de democratie die ervoor zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van de macht.” Dat systeem past volgens de hoogleraar veel beter bij Curaçao.