Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Naar aanleiding van de ontwikkelingen van afgelopen maandag is het Europees Hof dinsdag ‘aanvullende informatie onder de aandacht gebracht’. Dat verklaart Rutsel Martha, onder andere ex-minister van Justitie van de Antillen en momenteel werkzaam als advocaat in Londen, tegenover het Antilliaans Dagblad.
Martha staat, met Lindeborg Counsellors at Law waar hij werkzaam is, de 11 ‘individuele leden van de Staten bij’. Ter verduidelijking zegt hij er dit over: ,,Wij zijn niet ingehuurd door de Staten. Onze rekening wordt dus niet bij de Staten ingediend en ook niet door de Staten betaald.”
De extra informatie die aan het Europees Hof is gestuurd betreft, ten eerste, het feit dat het interim-kabinet-Pisas besloten heeft om de ontbinding aan te houden zolang de zaak in Straatsburg aanhangig is; op de tweede plaats de brief van het kabinet-Pisas aan de minister van Buitenlandse Zaken om dat aan het Europees Hof mee te delen; ten derde de reactie van gouverneur Lucille George-Wout in het uitgegeven persbericht; en, op de vierde plaats, de kwestie van competentie van het Gemeenschappelijk Hof.
Martha: ,,Het feit dat het kabinet in overeenstemming wenst te handelen met artikel 34, tweede volzin EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, red.) maar dat de gouverneur van mening is dat het feit dat een zaak aanhangig is bij het Europees Hof niet betekent dat er een pas op de plaats moet worden gemaakt, was de directe aanleiding.”
Hij legt uit dat ingevolge die bepaling het Koninkrijk gehouden is om - zolang een zaak aanhangig is - de doeltreffende uitoefening van het klachtrecht bij het Europees Hof op generlei wijze te belemmeren. ,,De ratio van die bepaling is dat het niet zo mag zijn dat het klachtrecht zinledig wordt gemaakt door een fait accompli.” Wanneer blijkt dat het betrokken land kennelijk niet van plan is zich hieraan te houden, neemt de noodzaak toe om een voorlopige voorziening te treffen van het Europees Hof, vervolgt jurist Martha. ,,De weigering van de gouverneur om het Landsbesluit vast te stellen geeft aanleiding tot de vraag of het Koninkrijk zich in dezen wenst te houden aan de verplichting. Reden waarom het nodig was om dit onder de aandacht van het Europees Hof te brengen.”
Over de tijd die het Europees Hof nodig heeft, zegt Martha: ,,Gelet op het feit dat er verkiezingen zijn uitgeschreven voor 28 april aanstaande en de ontbinding van de Staten per 11 mei 2017, gaan wij ervan uit dat zoals te doen gebruikelijk het Europees Hof tijdig een uitspraak zal doen op het verzoek om voorlopige voorzieningen.”
Zelf vindt hij de gang naar de Europese rechter ‘betamelijk in een democratische rechtsstaat’. Het klinkt daarom naar zijn oordeel ‘opruiend om van ondermijning van de rechtsstaat te spreken’. ,,Dergelijk en ander gebruik van verwijtende taal verklapt een intolerantie waar men op Curaçao niet trots op kan zijn. Elkaar ‘gangster’, ‘verrader’, ‘crimineel’ of ‘atrakador’ et cetera noemen is ontsierend. Laat het recht zijn beloop; er zal tijdig uitsluitsel komen door een onafhankelijke rechterlijke instantie, zoals dat in een democratische rechtsstaat hoort bij alle juridische geschillen.”