Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Als het gewenst is dat een verdacht Statenlid die nog niet onherroepelijk veroordeeld is, uit zijn of haar functie wordt geschorst of ontzet, dan kan dat niet zomaar in een Landsverordening geregeld worden, maar moet de Staatsregeling gewijzigd worden.
Dat stelt de Raad van Advies (RvA) in een onlangs op de website gepubliceerd advies op het wetsvoorstel Landsverordening vervallenverklaring lidmaatschap Staten. De initiatiefnemers beogen met deze Landsverordening de tijdelijke opschorting van het lidmaatschap aan de Staten vast te stellen bij een niet-onherroepelijke rechterlijke veroordeling, of bij een voorlopige hechtenis voor het begaan van een misdrijf. De raad noemt hier echter de regelgeving in de Staatsregeling en citeert: ,,Om lid van de Staten te kunnen zijn, is vereist dat men ingezetene van Curaçao is, de Nederlandse nationaliteit bezit, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.” En uitgesloten zijn van het kiesrecht, zo legt de raad nader uit aan de hand van een ander artikel in de Staatsregeling, is alleen mogelijk als iemand een onherroepelijke veroordeling heeft van minstens een jaar, en dat de rechter specifiek in een vonnis de persoon in kwestie het kiesrecht heeft ontnomen. Daar komt nog bij dat de ontneming van het kiesrecht als bijkomende straf door de rechter alleen mogelijk is bij bepaalde door de wet aangewezen misdrijven.
Als het gaat om het ontnemen van het passief kiesrecht, dit is het recht om gekozen te worden bij verkiezingen, dan biedt de Staatsregeling wel een mogelijkheid om iemand bij Landsverordening het passief kiesrecht te ontnemen. Maar ook hier geldt weer dat het dan moet gaan om een persoon die onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor specifiek in de Landsverordening beschreven misdrijven. Daar komt bij dat het betrokken Statenlid ook de mogelijkheid geboden moet worden om in beroep te gaan bij het Hof van Justitie.
De RvA stelt dat in het wetsvoorstel sprake is van een ‘opschorting’ van het lidmaatschap en niet een ‘beëindiging’ van het lidmaatschap bij een ’voorlopige hechtenis’, terwijl in de Staatsregeling specifiek gesteld wordt dat er sprake moet zijn van een ‘onherroepelijke rechterlijke uitspraak’. De raad: ,,Als iemand in voorlopige hechtenis is genomen voor het begaan van een misdrijf is er nog geen sprake van een inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak en staat daardoor niet vast dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd.” De raad vindt de voorlopige hechtenis en de niet-onherroepelijke veroordeling niet gewichtig genoeg om een beperking van het passief kiesrecht te rechtvaardigen.
Behalve dat de initiatiefwet dus niet in overeenstemming is met de Staatsregeling, mist de raad ook een toets van de beperking van het passief kiesrecht aan internationale verdragen. Verder mist de RvA in het wetsontwerp de mogelijkheid van beroep van het betreffende Statenlid. Wat tot slot ook niet klopt in het wetsvoorstel, is dat een geschorst lid nog steeds formeel lid is van de Staten en dus niet vervangen kan worden. ,,De Staatsregeling kent de rechtsfiguur van ‘waarnemer van een lid van de Staten’ niet”, aldus de RvA.
Op basis van dit advies heeft de politieke partij PAR vorig jaar al verklaard eraan te werken de Staatsregeling aan te passen. Voor een aanpassing in de Staatsregeling is wel een tweederdemeerderheid van de Staten vereist die akkoord moet gaan met het wijzigingsvoorstel.