Van onze correspondent
Den Haag - Het is minister Ronald Plasterk (PvdA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties niet gelukt de ontwerp-Rijkswet voor een geschillenregeling voor het Koninkrijk vóór de jaarwisseling aan de Raad van State voor te leggen.
In reactie op de vraag van de Staten van Aruba en de Tweede Kamer waar de geschillenregeling bleef, zegde de bewindsman toe het wetsvoorstel nog dit jaar voor advies naar de Raad van State te sturen. Dat had gekund als de onderliggende stukken op tijd gereed waren voor bespreking in de Rijksministerraad van afgelopen vrijdag. Dat heeft Plasterk niet gehaald.
Een maand meer of minder maakt niet veel uit bij de vijf jaar vertraging die het dossier al heeft opgelopen. In het kader van de staatkundige hervorming van 10-10-‘10 is in het Statuut vastgelegd dat er een onafhankelijke geschillenregeling moet komen, maar door gebrek aan enthousiasme aan Haagse zijde (lees: tegenwerking) is het er vooralsnog niet van gekomen.
Plasterk kan op zijn beurt niet rekenen op de steun van de Staten van Curaçao, Aruba en Sint Maarten voor zijn eigen voorstel. Dat wijkt op de meest essentiële onderdelen af van de uitgangspunten die vorig jaar in het Interparlementair Koninkrijksoverleg (Ipko) zijn vastgesteld. Reden waarom de drie landen een eigen initiatiefwetsvoorstel hebben ontworpen.
Van het voornemen van de Ipko-delegaties om beide concepten in elkaar te schuiven, is niks terechtgekomen. Ook zijn er geen signalen dat de Staten hun regeringen hebben verzocht het eigen voorstel via de gevolmachtigde ministers aan de Rijksministerraad voor te leggen. De kans is groot dat de kwestie ter sprake komt als de parlementaire delegaties elkaar in januari in Willemstad treffen tijdens een informele editie van het Ipko.
Staatkundig zijn er geen belemmeringen om de Tweede Kamer te laten kiezen uit de twee ontwerpen. Er vanuit gaande dat Plasterk zijn voorstel in januari door de RMR loodst, zal de Raad van State zo'n 3 maanden nodig hebben om advies uit te brengen. Daarna heeft de minister al gauw een maand nodig om te reageren op de eventuele opmerkingen van de raad. Dat betekent dat het pakket misschien nog net voor het zomerreces naar de vier parlementen wordt gestuurd.
De volksvertegenwoordigingen kunnen hun commentaar schriftelijk indienen, waarna Plasterk of diens opvolger daar ook weer schriftelijk op zal reageren. Aan de finale plenaire behandeling in de Tweede Kamer kunnen de Staten via bijzondere gedelegeerden deelnemen. Die kunnen moties en amendementen indienen, maar mogen zelf daarover, en ook over het wetsvoorstel, niet meestemmen.