Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De benoeming van RvC-lid Miriela Carolina bij de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) morgen, is in strijd met de Code Corporate Governance van beide landen.
Dit komt omdat Carolina, als voormalig functionaris van de CBCS-studiedienst, nog niet de vereiste drie jaar uit dienst is van de Centrale Bank, zoals de Code vereist.
Met deze benoeming handelen de demissionaire regeringen van Curaçao en Sint Maarten - lees: de ministers van Financiën José Jardim en Richard Gibson - niet alleen tegen de Code in, maar ook tegen de uitdrukkelijke wens van beoogd premier Hensley Koeiman (MAN).
Carolina die, ondanks de demissionaire status van het kabinet Whiteman, onlangs werd benoemd en deze week wordt beëdigd op het Gouverneurspaleis in Fòrti - kennelijk op voorstel van minister Jardim van Curaçao - is pas in 2015 uit dienstbetrekking van de CBCS gegaan. Ze maakt thans gebruik van de VUT-regeling en ontvangt dus een uitkering van de Centrale Bank, waar zij nu als commissaris onafhankelijk toezicht op moet houden.
In de Code Corporate Governance, waar naar verluidt minister Jardim richting de directie (de Raad van Bestuur) van de Centrale Bank zelf regelmatig naar verwijst, staat een belangrijke paragraaf over de ‘onafhankelijkheid’ van de Raad van Commissarissen (de toezichthouders dus; RvC). De RvC is zodanig samengesteld dat de commissarissen ten opzichte van elkaar, het bestuur en welk deelbelang dan ook volstrekt onafhankelijk en kritisch (moeten) kunnen opereren.
De commissaris die wordt benoemd op basis van een specifieke voordracht dient zijn of haar taak te vervullen zónder mandaat van degenen die hem/haar hebben voorgedragen - in dit geval zonder enige opdracht dus van de minister van Financiën - en dient onafhankelijk van bij de organisatie betrokken deelbelangen te zijn. De Code Corporate Governance geeft nauwkeurig aan wanneer een commissaris als ‘onafhankelijk’ geldt, namelijk als bepaalde afhankelijkheidscriteria niet op hem of haar van toepassing zijn.
Bedoelde afhankelijkheidscriteria zijn onder meer dat de betrokken commissaris (dan wel zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad) ‘in de drie jaar voorafgaande aan de benoeming werknemer of bestuurder van de vennootschap, inclusief gelieerde vennootschappen, is geweest’, maar ook ‘een persoonlijke financiële vergoeding van de vennootschap of van een aan haar gelieerde vennootschap ontvangt, anders dan de vergoeding die voor de als commissaris verrichte werkzaamheden wordt ontvangen’.
Carolina is korter dan drie jaar geleden uit dienst van de CBCS getreden én krijgt via de VUT ook nog steeds een substantiële financiële uitkering van de Centrale Bank. Dit lijkt en is volgens deskundigen in strijd met de Code Corporate Governance. Hoewel er geen directe verwijzing is vanuit het Centrale Bankstatuut naar de Code, gelden de Code-principes wereldwijd als breed aanvaarde regels van behoorlijk bestuur, en zijn deze inmiddels van toepassing op álle organen - zowel de RvB als de RvC - van rechtspersonen van publieke betekenis.