Van onze correspondent
Den Haag - Twijfels over het functioneren en de integriteit van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) is voor Nederland aanleiding geweest de bevoegdheden van De Nederlandsche Bank (DNB) ten opzichte van de in Caribisch Nederland (CN) - Bonaire, Sint Eustatius en Saba - actieve financiële instellingen te verruimen.
Dit antwoordt de Nederlandse minister Jeroen Dijsselbloem (PvdA) van Financiën op vragen van Kamerleden, waarmee hij herhaalt wat DNB al eerder in het rapport Staat van het Toezicht 2015 meldde en waarover in de media werd bericht.
Dijsselbloem benadrukt dat de verruiming van de bevoegdheden van DNB - hij spreekt zelf van ‘explicitering van de bevoegdheid’ - verder ‘niets verandert’ aan de verdeling van de formele verantwoordelijkheden tussen de CBCS en DNB. Hij erkent dat de mogelijkheden voor DNB om toezicht uit te oefenen daardoor beperkt blijven en sowieso uitsluitend betrekking hebben op de bijkantoren die de financiële instellingen op de BES-eilanden hebben.
Voor de ‘explicitering van de bevoegdheid’ is de Wet financiële markten BES aangepast. Op grond daarvan heeft DNB meer rechten om direct bij de hoofdkantoren van banken en verzekeraars - ook als deze niet op de BES-eilanden zetelen - informatie in te winnen. Door deze ingreep is DNB niet langer volledig afhankelijk van de eigenlijke verantwoordelijk toezichthouder, de CBCS.
Dat blijkt uit de antwoorden van de bewindsman op schriftelijke vragen van de Tweede Kamerleden André Bosman, Aukje de Vries (beiden VVD) en Ronald van Raak (SP) over een serie artikelen in Het Financieele Dagblad over het vermeende wegsluizen van de reserves door eigenaar Ansary van de in Willemstad gevestigde verzekeraar Ennia.
Dijsselbloem maakt er melding van dat DNB in 2015 haar zorgen heeft geuit over de kwaliteit van het toezicht van de CBCS. Voor DNB was dat reden om het kabinet te vragen om ‘explicitering van haar informatiebevoegdheden’ ten aanzien van BES-filialen van financiële instellingen waarvan het hoofdkantoor onder het toezicht van de CBCS valt. Dat verzoek is, zo blijkt uit de antwoorden op de Kamervragen, per 1 april van dit jaar gehonoreerd.