Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het lid Tom Kok van de Raad van Commissarissen (RvC) van de Centrale Bank CBCS trekt de waarde van het besluit van Hofpresident Evert Jan van der Poel over het in functie blijven van CBCS-commissaris Robert Pietersz in twijfel.
,,Recent heeft de president van het gerechtshof een brief geschreven over de positie van commissaris Pietersz. De vraag is wat de status is van die brief en op basis waarvan de president van het Hof een juridische opinie heeft afgegeven. Er is niet sprake van een normale, onafhankelijke rechtsgang waarbij iedereen wordt gehoord. Het lijkt er sterk op dat er slechts sprake is van een brief van de president van het gerechtshof die daarin zijn privémening uit.”
Dit schrijft Kok in een reactie op de opgelaaide controverse over en binnen de CBCS. Het Antilliaans Dagblad berichtte afgelopen week dat Pietersz toch gewoon in functie was en is, zo besliste de Hofpresident na gesprekken hierover met de ministers van Financiën José Jardim van Curaçao en Richard Gibson van Sint Maarten.
Deze krant formuleerde het nog voorzichtig: dat Jardim van oordeel is dat Pieterszs sinds eind maart dit jaar geen commissaris meer is omdat de termijn van vier jaar is verlopen. Uit de reactie van Kok blijkt duidelijk dat dit inderdaad is wat minister Jardim wil. Hofpresident Van der Poel stelt echter dat de termijn van vier jaar wel geldt voor ‘gewone’ door de regering voorgedragen commissarissen, maar niet voor een RvC-lid dat door het Hof is benoemd; ook al betreft dit een tijdelijke benoeming.
Kok is stellig: ,,Het Bankstatuut dat de president van het Hof onder omstandigheden het recht geeft uit de voordracht van de RvC een nieuwe commissaris te benoemen, kent in ieder geval niet aan de president van het Hof de bevoegdheid toe buiten de normale rechtsgang te oordelen over de zittingsduur van een commissaris.” Dus volgens Kok ging de hoogste baas van het gerecht zijn boekje te buiten. ,,Bovendien bestaat het risico dat met deze brief de rechters die over deze kwestie misschien nog moeten oordelen, voor de voeten worden gelopen.”
Daarbij is president Van der Poel naar de mening van Kok ook niet ingegaan op het volgende: ,,Als de president van het Hof een tijdelijke commissaris aanwijst, dan moet dat volgens het Statuut van de Bank gebeuren uit de voordracht van de RvC. Feit is dat dit bij de benoeming van de heer Pietersz indertijd niet is gebeurd. Hij stond niet op de voordracht.” Het RvC-lid vraagt zich hardop af wat dit betekent voor de positie van Pietersz.
,,Er zal in ieder geval duidelijkheid moeten komen over de positie van de heer Pietersz, desnoods doordat de rechter daarover uitspraak doet. Wat voor mij vaststaat, is dat ik als commissaris niet kan en mag negeren dat de ministerraad van een van de landen, in dit geval Curaçao, schriftelijk heeft aangegeven dat de heer Pietersz geen commissaris meer is. Totdat daarover, desnoods door tussenkomst van de rechter, duidelijkheid is ontstaan, kan ik niet het risico lopen om geheime informatie van de Centrale Bank te bespreken met de heer Pietersz.”