Van een onzer verslaggevers
Willemstad - In de concept-Rijkswet Geschillenregeling die door de drie Caribische landen is ingediend wordt gesproken over een Gemeenschappelijk Hof voor Geschillenbeslechting.
Dat zou bestaan uit drie leden en drie plaatsvervangende leden. De Hoge Raad benoemt de voorzitter en diens plaatsvervanger. Het tweede lid komt ‘uit het midden van de afdeling Rechtspraak van de Raad van State van het Koninkrijk’. Het derde lid wordt benoemd door het Hof. Alle leden worden bij koninklijk besluit door de minister van Koninkrijksrelaties voor een periode van tien jaar benoemd.
De uitspraken van het Hof zijn bindend, een belangrijk verschil met het voorstel van minister Plasterk, die de Raad van State een zwaarwegend advies wil laten uitbrengen. In een position paper op verzoek van de Staten van Curaçao schrijft staatsrechtgeleerde Arjen van Rijn dat dit voorstel bij voorbaat een beperking kent, omdat de RvS zelf bij het geschil betrokken kan zijn. ,,De vrijheid om ook in die gevallen geschilbeslechting toe te passen moet blijven bestaan.” Van Rijn voelt het meest voor een rol van de Hoge Raad, maar wijst ook een apart hof niet af. Hij kiest in de conclusie van zijn position paper voor het voorstel van Curaçao met enkele kleine aanpassingen, waaronder het stellen van termijn voor het aanhangig maken van geschillen.
De geschillen die door het nieuwe Hof moeten worden beoordeeld gaan over de verenigbaarheid van rijkswetsvoorstellen en besluiten van de ministerraden met het Statuut, de reglementen voor de gouverneur en met andere Rijkswetten. Van Rijn tekent daarbij aan dat voorgenomen rijkswetsvoorstellen wel eerst in het parlement behandeld moeten worden voor ze eventueel aan de geschillenregeling onderworpen worden. Anders zou de bevoegdheid van de Staten-Generaal worden doorkruist. De hoogleraar gaat uitgebreid in op de onderwerpen die kunnen worden voorgelegd aan het Geschillenhof. Hij voelt het meeste voor het Curaçaose voorstel dat er pas een geschil is als regering of parlement van een van de Caribische landen dit aanhangig maakt. In het voorstel van Plasterk is een bezwaar van de Gevolmachtigde minister hiervoor al een reden.