Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De gewijzigde Landsverordening tarief van invoerrechten is onlangs aan de Staten aangeboden. In deze wet worden goederen uit het buitenland - die gedoneerd worden ten behoeve van het onderwijs, de sportbeoefening, armoedebestrijding en zorg - vrijgesteld van het betalen van invoerrechten. In de Memorie van Toelichting (MvT) staat: ,,In het streven van de regering om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, de sportbeoefening - mede als opvoedingsmiddel - te bevorderen, armoede te bestrijden en bepaalde belangrijke zorginstellingen te steunen, wordt de invoering van deze vrijstellingen zeer wenselijk geacht. De vrijstellingen worden onder andere verleend indien de goederen uit schenking zijn verkregen. Met schenking wordt in deze Landsverordening bedoeld: goederen die ‘om niet’ zijn verkregen.”
De MvT verder: ,,In de praktijk wordt al jaren vrijstelling verzocht voor de invoer van gedoneerde goederen door instanties die werkzaam of actief zijn op genoemde gebieden, die in het algemeen gekenmerkt worden door financiële nood tegenover een groter wordende vraag van de maatschappij. Conform de bestaande regelgeving moeten invoerrechten worden geheven, ook al zijn de goederen gedoneerd. Hetgeen extra kosten voor de bewuste instanties meebrengt. Het gevolg is dat donaties worden geweigerd of dat de goederen in bewaring worden genomen door het uitblijven van de betaling van de verschuldigde invoerrechten.” De vrijstelling betreft overigens ook de omzetbelasting.
Om de vrijstelling controleerbaar te houden wordt deze alleen aan sportverenigingen en sportfederaties verleend, in plaats van aan de individuele sportbeoefenaar.
In de MvT wordt uitgelegd dat de derving van inkomsten minimaal is. Aangevoerd wordt dat in het verleden de organisaties vaak niet over de goederen konden beschikken, omdat de invoerrechten niet betaald konden worden. Het kostte de douane vaak opslagruimte. Berekend is dat er ter waarde van ongeveer 500.000 gulden per jaar aan goederen ingevoerd werd en dat dit 55.663 gulden (13,9 procent) aan inkomsten uit betaalde invoerrechten opleverde. Maar omdat dit vaak niet betaald werd en de goederen opgeslagen bleven, wordt de kostenderving door de regering op nihil geschat.