Den Haag - Als er al een geschillenregeling voor het Koninkrijk komt, blijft Nederland toch het laatste woord houden.
Tijdens het Interparlementair Koninkrijksoverleg (Ipko) begin deze maand in Oranjestad, werden de delegaties van de vier landen het er over eens dat er een instituut moet worden aangewezen waar Curaçao, Aruba en Sint Maarten bezwaar kunnen maken tegen door Nederland via de Rijksministerraad opgelegde aanwijzingen.
De euforie aan Caribische kant over het bereikte akkoord blijkt echter misplaatst. De fracties van de regeringspartijen VVD en de PvdA die samen een meerderheid in de Tweede Kamer hebben, houden er namelijk onverminderd aan vast dat Nederland uitspraken van de arbiters naast zich neer kan leggen.
VVD-Kamerlid André Bosman laat er tegenover het Antilliaans Dagblad geen misverstand over bestaan dat zijn partij nooit zal instemmen met een regeling waarbij de andere landen meer zeggenschap krijgen dan Nederland.
,,Ik kan leven met een regeling die in principe bindend is, maar alleen als er een clausule in komt dat de Rijksministerraad tegen een uitspraak in toch kan besluiten tot ingrijpen. Dat zal binnen de huidige verhoudingen in het Koninkrijk altijd mogelijk moeten blijven.”
De mate waarin oordelen bindend zijn, is wat Bosman betreft afhankelijk van de invloed die Nederland krijgt: ,,Hoe minder zeggenschap voor Nederland, des te minder bindend de uitspraken voor de VVD zijn. Het kan niet zo zijn dat de drie andere landen met elkaar een meerderheid tegen Nederland kunnen vormen.”
De VVD’er kan zich voorstellen dat de geschillenregeling in een ‘Raad van State-model’ wordt gegoten. ,,Als de commissie waaraan de geschillen zullen worden voorgelegd zorgvuldig te werk gaat, verwacht ik met 90 van de 100 uitspraken geen enkel probleem te hebben.”
PvdA’er Roelof van Laar laat weten dat zijn partij het standpunt van de VVD deelt. Dat betekent dat de afspraken die in het Ipko zijn gemaakt over de geschillenregeling materieel nauwelijks betekenis hebben. Dat er zo‘n regeling moet komen, is immers reeds in 2010 vastgelegd in het Statuut nadat de Tweede Kamer (op de PVV na) voor de door de Arubaanse Statenleden René Herdé en Juan David Yrausquin (beide AVP) ingediende motie stemde.
De afspraak werd nog eens herbevestigd tijdens de Koninkrijksconferentie van december 2011. De bij die gelegenheid ingestelde gezamenlijke werkgroep onder voorzitterschap van Mito Croes liep zich daarna evenwel stuk op een muur van onwil aan Nederlandse kant. Op aandringen van Caribische zijde zette de Kamer het onderwerp enkele maanden geleden opnieuw op de agenda.
Minister Ronald Plasterk (PvdA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kreeg de opdracht om er voor te zorgen dat dit voorjaar tijdens de Koninkrijksconferentie overeenstemming wordt bereikt over de vormgeving van de geschillenregeling. De bewindsman weigerde echter garanties te geven.
Bosman: ,,Ik denk dat wij voorlopig nog niet klaar zijn met dit onderwerp.”