Hoogste tijd voor onafhankelijke geschillenregeling
Geen boeven op regeringspluche, maar doel heiligt postkoloniale middel niet
Door René Zwart
De aanwijzing die de Rijksministerraad (lees: Nederland) aan de gouverneur van Sint Maarten heeft gegeven om kandidaat-bewindslieden extra streng te screenen, komt er op neer dat in Den Haag wordt bepaald wie er wel en niet premier en minister kunnen worden. Met andere woorden: de regering van het ene land gaat uitmaken hoe de regering van een andere autonome democratische rechtsstaat er uit gaat zien.
Dat gaat ver, heel erg ver. Hoe ver laat zich misschien het beste illustreren door de rollen om te draaien. Stel je eens voor dat de Rijksministerraad koning Willem-Alexander een aanwijzing geeft om een eigen, streng onderzoek te doen naar de kerfstok van leden van (wat God moge verhoeden) het kabinet Rutte III. Het Koninkrijk zou te klein zijn. Helemaal hypothetisch is die situatie overigens niet. Het heeft immers slechts een van Geert Wilders’ geblondeerde haren gescheeld, of de PVV was toegetreden tot Rutte I. Die partij zou het - nog los van de duistere financiering - niet zijn meegevallen ministers te leveren met een ongeschonden blazoen. Maar dat terzijde.
Terug naar het lijdend voorwerp: Sint Maarten. De aanwijzing maakt (ook) duidelijk dat Nederland geen greintje vertrouwen in het Openbaar Ministerie op het eiland heeft. En eerlijk gezegd, daar is ook wel enige reden toe, mede gelet op de pijnlijke constatering van het gerecht in Philipsburg dat het OM op Sint Maarten zich schuldig maakt aan klassenjustitie door (aanvankelijk) te weigeren de dubieuze handel en wandel van UP-leider en zakenman Theo Heyliger onder de loep te nemen. Maar het Nederlandse wantrouwen betreft kennelijk ook gouverneur Eugene Holiday. Van hem zou je toch mogen verwachten dat hij (ook zonder publiekelijke vingerwijzing) de voordracht van louche politici niet blindelings tekent. Op grond van het Reglement voor de Gouverneur kan hij bij twijfel over een kandidaat diens voordracht ter vernietiging aan de Rijksministerraad voorleggen. Dan is het nog vroeg genoeg voor de Koninkrijksregering om desgewenst de gouverneur extra mankracht te leveren voor een aanvullende screening.
Minister Ronald Plasterk (PvdA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft dat moment niet willen afwachten. De vraag is: vanwaar die haast? Voor zover bekend, staat de integriteit van Holiday op generlei wijze ter discussie. Plasterk wil doen geloven dat het idee van de dubbele screening bij de gouverneur zelf vandaan is gekomen. Als dat klopt - er is geen reden om de uitleg van de minister zonder meer voor waar aan te nemen - dan lijkt er maar één andere verklaring voor de vrijdag inderhaast afgekondigde aanwijzing (het voorstel bereikte de deelnemers aan de RMR pas donderdag toen de avond in Nederland al vergevorderd was), namelijk Holiday in bescherming te nemen. Mocht hij - laten we het netjes zeggen - onder druk worden gezet om niet benoemingswaardige kandidaten te accepteren, kan hij zich achter de aanwijzing verschuilen: Kijk, ik zou wel wíllen tekenen, maar het mág niet van Nederland. Met het in het PwC-rapport geschetste beeld van maffiose toestanden op het eiland is dit geen ongeloofwaardig scenario.
Als dit inderdaad het ware scenario is, duidt dat er wel op dat Nederland geleerd heeft van de nadagen van het kabinet Gerrit Schotte (MFK) op Curaçao dat dreigende taal uitsloeg naar toenmalig gouverneur Frits Goedgedrag, die manmoedig de democratische rechtstaat overeind probeerde te houden, maar daarvoor elke steun van het wegkijkende Den Haag moest ontberen.
Hoe het echt zit, zullen wij waarschijnlijk nooit te weten komen want in deze kwestie lijkt de waarheid er niet toe te doen. Zo ontkennen Plasterk en de Nederlandse minister-president Mark Rutte (VVD) - die voorzitter is van de RMR - glashard dat hun ingreep er op gericht is om Heyliger van het premierschap af te houden (*). Ook al is het in hun positie lastig dit toe te geven, het blijft een surrealistisch toneelstukje, want zij weten donders goed dat niemand hun ontkenning serieus neemt. Kan het cynischer? Ja, want Plasterk beweert zonder blikken of blozen dat de gouverneur het aanvullend onderzoek eigenstandig laat uitvoeren. Niets is minder waar. Holiday wordt - zoals zijn ambtgenoot Fredis Refunjol van Aruba van de zomer overkwam met het Cft-onderzoek naar de Arubaanse landsbegroting - als ‘puppet on a string’ gebruikt. Het is Nederland dat de criteria van de screening bepaalt, zoals het ook Nederlandse agenten van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en financiële experts zijn die de levenswandel van de kandidaat-ministers met Heyliger voorop gaan uitpluizen. En het is Plasterk die uiteindelijk beslist wie wel en niet ministeriabel zijn. Daar houdt de Hollandse heldhaftigheid overigens op, want de niet benijdenswaardige Holiday wordt natuurlijk met de opdracht opgezadeld om de boodschap persoonlijk over te brengen aan Heyliger en anderen die niet voor benoeming in aanmerking komen.
Hoe noodzakelijk het ook is dat de bezem door de tot in zijn vezels bedorven politiek van Sint Maarten wordt gehaald, het optreden van Nederland verdient allesbehalve de schoonheidsprijs. Dat niet wordt ingegrepen op basis van artikel 43 van het Statuut - dat het Koninkrijk verplicht goed bestuur, rechtshandhaving en mensenrechten in de landen te waarborgen - maar via artikel 21 van het Reglement voor de Gouverneur (deze krant attendeerde eerder al op deze sluwheid), heeft veel weg van misbruik van macht door de getalsmatige overheersing van Nederland in de Rijksministerraad. De drie Gevolmachtigde ministers van Curaçao, Aruba en Sint Maarten zitten erbij, kijken er naar, maar hebben helemaal niets in te brengen.
Door niet de waarborgfunctie in stelling te brengen, maar de gouverneur voor het karretje te spannen, is de drempel om in te grijpen dermate laag dat het risico groot is dat dit instrument niet altijd te pas, maar vooral te onpas wordt ingezet. Beroep bij de Raad van State behoort immers niet tot de mogelijkheden, dus Nederland kan doen en laten wat het goeddunkt zonder dat dit onderworpen is aan toetsing door een onafhankelijk instituut. Met het oprukkend populisme in het toch al steeds meer naar binnen gekeerde politiek Den Haag, betekent dat weinig goeds voor de verstandhouding in het Koninkrijk. Het is daarom zaak dat de regeringen en parlementen van Curaçao, Aruba en Sint Maarten met steun van de instituties (werkgeversorganisaties, vakbonden, de Raden van Advies, etc.) alle onderlinge animositeit parkeren om als een gesloten front alle denkbare legitieme wegen te bewandelen om zo spoedig mogelijk een onafhankelijke geschillenregeling in het leven te roepen.
Een overgrote meerderheid in de Tweede Kamer heeft daar al in 2010 met het aannemen van de motie Herdé/Yrausquin op aangedrongen, waarna het zelfs in het Statuut is opgenomen (artikel 12a: Bij Rijkswet worden voorzieningen getroffen voor de behandeling van bij Rijkswet aangewezen geschillen tussen het Koninkrijk en de landen). Dik vier jaar later weten we wat het woord van de Nederlandse regering waard is: zij heeft niets nagelaten om de totstandkoming van een geschillenregeling te frustreren. En het is zo simpel te organiseren door een arbitragekamer toe te voegen aan de Hoge Raad; maar beter nog aan de Raad van State, waar naast juridische expertise ook een schat aan kennis aanwezig is van het Koninkrijk. Nederland wil er niet aan en wat Nederland niet wil, gebeurt niet. Dat blijkt in de praktijk keer op keer de interpretatie van de eerste woorden in het Statuut, dat de landen de gemeenschappelijke belangen ‘op voet van gelijkwaardigheid’ verzorgen. Het is de hoogste tijd dat de drie Caribische landen niet eens zozeer het feit op zichzelf, maar bovenal de manier waarop Nederland de Rijksministerraad laat ingrijpen in hun autonomie op de krachtigst mogelijke wijze aan de kaak stellen.
Los van dit alles: geen weldenkend mens kan er ook maar iets op tegen hebben dat boeven geen kans krijgen zich op het regeringspluche te werken (niet alleen op Sint Maarten, maar ook op Curaçao, Aruba én in Nederland); dat doel heiligt nog niet het postkoloniale middel van pure machtspolitiek die het kabinet Rutte bedrijft. Daarmee zet het - en we mogen niet uitsluiten heel bewust - de bijl aan de wortel van het jubilerende Koninkrijk. VVD, SP en PVV willen het Statuut inruilen voor een vrijblijvend gemenebestmodel. Dat kan alleen als alle landen daarmee instemmen. In de wetenschap dat dit niet snel zal gebeuren, lijkt Rutte - met Plasterk als gedweeë volgeling - erop uit te zijn de stemming zodanig te bederven dat Curaçao, Aruba en Sint Maarten uiteindelijk zelf op zoek gaan naar de uitgang van het Koninkrijk.
* Dat Nederland het niet toestaat dat Theo Heyliger ondanks zijn overtuigende verkiezingszege en een blanco strafblad minister-president van Sint Maarten wordt, zal toch ook MFK-leider Gerrit Schotte op Curaçao te denken geven.