Analyse
Misplaatst machtsvertoon
Voor de derde keer in amper een jaar tijd dreigt Nederland de regering van Sint Maarten de zeggenschap over een interne aangelegenheid te ontnemen. Twee keer gebeurde dat via een zogeheten aanwijzing waarvan niet alleen de noodzaak in twijfel werd getrokken, maar staatsrechtsgeleerden vraagtekens plaatsten bij de rechtmatigheid ervan. Kennelijk is de voor de Koninkrijksrelaties verantwoordelijke minister Ronald Plasterk (PvdA) achteraf ook niet meer zo zeker van zijn zaak. Dat zou verklaren waarom hij Sint Maarten ditmaal langs een andere weg - via een eenzijdig af te kondigen Algemene Maatregel van Rijksbestuur - in de houdgreep neemt. Dat is het zwaarste instrument dat de Rijksministerraad (lees: Den Haag) heeft om een van de landen zijn wil op te leggen. Het is in de ruim 60 jaar dat het Statuut bestaat nooit toegepast.
Maar eerst even waar het om gaat. Al sinds de verschijning in 2007 van het rapport
‘Georganiseerde criminaliteit en rechtshandhaving op Sint Maarten’ van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) is bekend dat de integriteit van het openbaar bestuur op (toen nog het Eilandgebied) Sint Maarten onvoldoende gewaarborgd is en dat politici en bestuurders zich ongestraft schuldig konden maken aan vriendjespolitiek, belangenverstrengeling, machtsmisbruik, corruptie tot het faciliteren van criminele organisaties aan toe. Politiek Den Haag reageerde geschokt, maar ondernam niets. Sterker nog: In de wetenschap dat er van alles niet pluis was, stemde een ruime meerderheid in de Tweede Kamer er mee in om van Sint Maarten per 10-10-10 een autonoom land binnen het Koninkrijk te maken, inclusief alle bijhorende vrijheden. Voor een aantal cruciale landstaken die nog niet zelfstandig konden worden uitgevoerd, werden Algemene Maatregelen van Rijksbestuur afgekondigd (zoals overigens ook voor Curaçao).
Dat gebeurde echter op basis van vrijwilligheid, gestoeld op artikel 38 van het Statuut dat van toepassing is op ‘onderlinge regelingen’ die twee landen met wederzijdse instemming overeenkomen. Dat was ook het geval toen Sint Maarten in 1994 ten tijde van Claude Wathey onder toezicht van de Koninkrijksregering werd geplaatst. Het ongenoegen van de lokale bestuurders was weliswaar groot, maar het was de regering van het land Nederlandse Antillen dat met een beroep op het Statuut het Koninkrijk verzocht de deugdelijkheid van het bestuur te herstellen en daarvoor ook het mandaat kreeg. Het verscherpte toezicht werd dus niet vanuit Den Haag, maar vanuit Willemstad uitgeoefend.
De vrijdag door Plasterk aangekondigde AMvRB is van een geheel andere aard want daarvoor wordt artikel 51 ingeroepen zodat Sint Maarten een dwingend besluit kan worden opgelegd. De maatregel heeft betrekking op het instellen van een orgaan dat zich gaat richten op de jacht op integriteitsschendingen in het openbaar bestuur. Aanleiding hiervoor zijn de onderzoeksrapporten van de commissies Oosting (in opdracht van Nederland) en De Wit (met de regering van Sint Maarten als opdrachtgever) die bevestigden wat iedereen dankzij het acht jaar oude WODC-rapport al had kunnen weten. Het goede nieuws is dat dit keer onder het motto ‘beter te laat dan nooit’ iedereen er van doordrongen is dat de gesignaleerde integriteitsschendingen stevig moeten worden aangepakt. Binnen de kortste keren heeft het nog maar net aangetreden kabinet van premier Marcel Gumbs een landsregeling klaarliggen om een integriteitskamer in te richten. Voortvarender zou Plasterk het zich toch niet kunnen wensen nadat al zijn voorgangers jarenlang de WODC-adviezen in de wind hebben geslagen. Maar nee, de bewindsman blijkt niet tevreden. Hij acht Sint Maarten te klein om de problemen op eigen kracht op te lossen. Dat vinden de bestuurders op Sint Maarten zelf ook: Zij wachten al meer dan een jaar tevergeefs op antwoord op het verzoek om bijstand uit Nederland om de justitiële keten te versterken. In plaats daarvan verlangt Plasterk dat de integriteitswaakhond door de Rijksministerraad wordt aangestuurd. In de praktijk betekent dat niks anders dan dat Nederland het toezicht volledig naar zich toetrekt.
Merkwaardig genoeg blijft de minister tegen beter weten in de schijn ophouden de hoop te koesteren dat de kersverse regering in Philipsburg zichzelf een brevet van onvermogen geeft door de verantwoordelijkheid voor deugdelijk bestuur uit vrije wil aan Den Haag af te staan. Premier Gumbs heeft hem terecht per brief helder gemaakt dat uit zijn hoofd te zetten. Dat Plasterk in reactie daarop onmiddellijk naar het ultieme, nooit eerder ingezette machtsmiddel van artikel 51 van het Statuut grijpt, kan niet anders worden uitgelegd dan een erkenning van zwakte. De PvdA-bewindsman heeft in eigen land al zijn gezag verspeeld (behalve dan bij de Boxmeerse carnavalsvereniging De Geitenbok waar hij zaterdag eregast was op de pronkzitting) en heeft kennelijk de drang dat te compenseren door misplaatst machtsvertoon in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Terzijde: Aruba kan er over meepraten en Curaçao weet zich gewaarschuwd.
Zo weinig vertrouwen Plasterk in Nederland geniet, zo weinig vertrouwen heeft hij zelf in zijn eigen instituties. Want het diepe wantrouwen dat hij etaleert jegens het kabinet Gumbs duidt er op dat hij ook geen greintje vertrouwen heeft in de op zijn voordracht benoemde gouverneur Eugene Holiday, niet in het Openbare Ministerie in Philipsburg en ook niet in de onder hem ressorterende Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Plasterk was er immers niet gerust op dat Holiday de benoeming van niet ministeriële kandidaat-bewindslieden zou blokkeren en besloot daarom tot een extra screening door zijn eigen diensten. En nu durft hij het ook niet aan de gouverneur over te laten de landsregeling voor de instelling van de integriteitskamer op haar merites te beoordelen en eventueel voor vernietiging voor te dragen. De bewindsman acht voorts het nota bene volledig door Nederland aangestuurde Openbaar Ministerie niet in staat om adequaat op te treden tegen door politici begane misdrijven. En dan is er nog de AIVD waarvan in zijn opdracht agenten de doopceel van Gumbs en de leden van diens kabinet hebben gelicht waarmee Sint Maarten over de strengst gescreende regering van het gehele Koninkrijk beschikt. Maar ook de AIVD kan er schijnbaar niets van, anders zou premier Gumbs op zijn minst het voordeel van de twijfel zijn gegund én de kans zijn geboden het eerst onder eigen regie - met de gevraagde expertise uit Nederland - te proberen de integriteit veilig te stellen. Als dat op een mislukking zou uitlopen, kan er altijd nog en dan met reden worden ingegrepen.
Intussen blijft Plasterk benadrukken dat het zijn voorkeur heeft om alsnog ‘consensus’ te bereiken. Consensus met het mes op de keel, een groter gotspe is nauwelijks denkbaar. En dan ook nog eens consensus in zijn definitie: ,,Doen wat ik zeg dat je moet doen en als je dat niet wil, dwing ik je.”