De politiek maakt veel kapot, verklaarde UTS-directeur De Geus vorige week meermalen tijdens zijn beladen persconferentie over de keiharde, maar volgens hem noodzakelijke, afvloeiing van niet minder dan één op de drie werknemers van het nationale telecommunicatiebedrijf. Hij riskeert hiermee de woede én repercussie van de (vertegenwoordiger van de) aandeelhouder: het politieke bestuur. Maar de waarheid moet gezegd. Ook voor de buitenstaander heeft het er steeds meer schijn van dat een instelling als UTS eerder last en hinder ondervindt van de overheid, dan ondersteuning en vooral de vrijheid om te opereren als een daadwerkelijk verzelfstandigde (overheids-)nv. Negatieve uitlatingen nu en in het verleden van politici over UTS die mogelijk bedoeld zijn voor de eigen bühne worden óók opgevangen door leveranciers, financiers en potentiële investeerders - met desastreuze consequenties voor het vertrouwen in en uiteindelijk ook het rendement van het bedrijf. Onder grote politieke druk werd UTS onder het kabinet Schotte/Wiels gedwongen uitzendkrachten en andere halfvaste arbeidskrachten in voltijd dienst te nemen, met alle gevolgen van dien voor de omvang van de payroll en dus de kostenkant van de onderneming. Terwijl bekend is dat de inkomsten in deze competitieve sector nauwelijks stijgen. En huidig minister Balborda (PNP) komt niet consequent over: eerst sprak hij zich in de Staten kritisch uit over de teleurstellend lage winst van UTS en moest het bedrijf naar zijn oordeel veel effectiever en efficiënter kunnen opereren, maar nu trapt dezelfde bewindsman op de rem als er sprake is van vrijwillige en zo niet gedwongen ontslagen.
Afvloeiing van werknemers is altijd pijnlijk en dient zo veel mogelijk te worden voorkomen, maar het is wel van tweeën één: of een log nationaal telecombedrijf dat het vroeg of laat aflegt ten opzichte van de private concurrentie, of een krachtige en dynamische nationale telecommunicatiecarrier die in staat is om flexibel en duurzaam de toekomstige uitdagingen te lijf te gaan. Ook een vakbond die het goed meent met het behoud van de banen van zijn leden, moet hier oog voor hebben; had ‘nee’ moeten zeggen toen UTS werd volgestouwd met werknemers (tot ruim 600); had de politiek niet moeten uitnodigen zich te bemoeien met het beleid, maar juist op grote afstand houden.
Het zijn zich herhalende taferelen met enorme nadelige uitkomsten. Min of meer hetzelfde speelt zich af bij een andere noodlijdende overheids-nv: Aqualectra. Ook daar werd onder Schotte openlijk geïntervenieerd in de bedrijfsvoering, met rampzalige gevolgen. Aqualectra kan géén bankfinanciering loskrijgen, onder andere omdat de jaarrekeningen nog niet af zijn en geen goedkeurende verklaring verkregen is. Zonder financiering, geen investeringen in veel goedkopere productie en dus lagere consumententarieven voor stroom en water. Ook bij Aqualectra werden - tegen het eerdere beleid van noodzakelijke personeelsreductie in - uitzendkrachten en andere voorheen zelfstandig werkende krachten onder grote druk in vaste dienst genomen. De bevolking betaalt nu letterlijk de rekening van deze politieke spelletjes.
In die zin heeft De Geus gelijk. De politiek maakt veel kapot. En als het nu hun eigen spulletjes zijn of dat ze dit doen in een speeltuin waar ze weinig kwaad kunnen, maar het betreft voor de samenleving cruciale instanties met essentiële functies: water en stroom zijn onmisbaar en dat geldt ook voor telecommunicatiediensten. Die moeten optimaal zijn en van de allerhoogste kwaliteit tegen een zo laag mogelijke en in elk geval betaalbare prijs. Dit houdt direct verband met het al zo lang en zo vaak bediscussieerde gunstige ondernemings- en investeringsklimaat; niet primair vereist voor de ondernemer of de investeerder (die kunnen overal wel terecht), maar juist voor de kwetsbare werknemer en - beter nog - de werkzoekende. Dat het goed zit met het ondernemingsklimaat en het algehele vertrouwen is een voorwaarde voor de ontwikkeling van de export en deviezen (buitenlandse valuta).
Los van de schade die de politiek op het moment zelf aanricht, blijkt ook telkens dat de na-ijleffecten aanzienlijk zijn. Een wanprestatie van het politieke bestuur in 2010 of 2011 wordt anno 2013 en 2014 nog gevoeld (zoals het genoemde uitblijven van de financiering wegens het ontbreken van de jaarrekeningen Aqualectra). Daardoor lijkt het soms dat de puinruimers van nu verantwoordelijk zijn voor de huidige ellende, terwijl de veroorzakers al weer campagne voeren en zich opmaken om opnieuw een greep te doen naar de macht - en dan kan het liedje van voor af aan beginnen. In zulke omstandigheden kunnen de overheidsbedrijven nooit concurreren. Ze staan bij voorbaat al op achterstand. Door op deze weg voort te gaan, manoeuvreert Curaçao zich per definitie - en dat voor de lange termijn - in een lose-lose positie.
Gelukkig zijn de overheidsfinanciën van Curaçao op orde, zoals ook voorzitter Bakker van het College financieel toezicht (Cft) aangeeft, maar tegelijkertijd is dit goed beschouwd op het moment het enige echte lichtpuntje. Van een sluitende begroting alléén kan een gezin echter niet eten. Er moet brood op de plank. Er moet werk zijn. Maar geen kunstmatig gecreëerde jobs bij overheidsentiteiten die de producten en diensten onnodig duur en zelfs onbetaalbaar maken. Maar er moet nu wel zwaar worden ingezet op productieve investeringen; die dus inkomen, banen, export en deviezen opleveren. Geen oeverloze discussies meer over waar iemand allemaal recht op heeft, met als resultaat dat Curaçao als collectief de boot mist, maar de focus ten minste evenzo op ieder zijn plichten en vooral op het massaal verhogen van de (arbeids)productiviteit. In dat proces moeten regeerders facilitator zijn en kunnen we politieke stoorzenders missen als kiespijn.