Echt ‘breaking news’ is het niet helemaal, vele rapporten en statistieken hebben er al op gewezen, dat maakt het echter niet minder schokkend: een dalende trend op Curaçao van het bruto binnenlands product (bbp) per capita. Deze economische term zal voor sommigen nog als ingewikkeld overkomen, maar het betekent simpelweg dat de inwoners van Curaçao gemiddeld genomen elk jaar armer worden.
Niet alleen in het (eerste) coronarampjaar 2020 - toen het eiland werd geconfronteerd met een economische krimp van ruim 19 procent (bijna een vijfde) - maar eigenlijk veel ernstiger: deze ontwikkeling doet zich al ruim tien jaar voor. Sinds 2010. In het artikel ‘Inkomen zwaar onder druk’ gisteren in deze krant, constateert de redactie aan de hand van officiële cijfers van de Centrale Bank CBCS dat de ‘verarming’ in het afgelopen decennium circa 30 procent bedraagt. Let wel, het gaat hier om het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking. Dit zegt nog niets over de inkomensverschillen - die zijn er wel degelijk - waardoor geconstateerd moet worden dat een (flink) deel van de burgers het echt zwaar heeft. Zelf kunnen zij niet aan de staatskas bijdragen. Sterker nog, integendeel, in grote mate hulpbehoevend zijn.
Terwijl het bbp per capita gezakt is tot zo’n 25.000 gulden, hanteert Curaçao nog wel een voorzieningenniveau dat in bepaalde opzichten vergelijkbaar is met dat van Nederland (waar het gemiddelde jaarlijkse inkomen per hoofd van de bevolking meer dan 90.000 gulden bedraagt). Het is voor deskundigen en belangstellenden niet bijzonder verrassend, de CBCS-cijfers zeggen bovendien niet alles (zoals dat de verdeling van de welvaart erg ongelijk is) en 2020 was natuurlijk een ultiem crisisjaar. Maar wie nu nog denkt dat Curaçao en de andere eilanden een welzijnssituatie kunnen onderhouden die vergelijkbaar is met die in het Europese deel van het Koninkrijk, of in ieder geval hoger dan het nu is (met een sociaal vangnet, veel beter onderwijs, optimale gezondheidszorg etc.), ontkent de realiteit. Dan is Bonaire met ongeveer 22.500 dollar per jaar maar goed af, met de kanttekening van vanuit Nederland (VWS, SZW en OCW) bekostigde voorzieningen.
De conclusie kan niet anders zijn dan dat - op Curaçao - het roer om moet. En wel drastisch, vastberaden en langdurig. De vraag is of lokale bestuurders dat kunnen en überhaupt wel durven. De werkelijkheid onder ogen zien en échte hervormingen doorvoeren. Dit is namelijk waar het ‘eigenaarschap’ over gaat, op basis waarvan de Raad van State voor het Koninkrijk zo kritisch was over het oorspronkelijke Coho-wetsvoorstel (rijkswet Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling). In theorie klopt het wel; eigen verantwoordelijkheid en zelf beslissen om door de zure appel(s) heen te bijten. Binnen de verhoudingen van het Koninkrijk, waarin Nederland altijd medeverantwoordelijkheid draagt voor problemen op de eilanden - zo geregeld in het Statuut van 1954 - werkt in de praktijk dit uitgangspunt niet, of niet als zodanig. De huidige structuur houdt daarmee een illusie in stand: dat (staatsrechtelijke) autonomie betekent dat de eilanden op eigen benen kunnen staan en politici kunnen blijven ontkennen dat daarvan in werkelijkheid geen sprake is. Van dit decennialang ‘pappen en nathouden’ is niet de (politieke) elite de dupe, maar het arme en dus kwetsbare deel van de bevolking des te meer.
De Curaçaose economie is de afgelopen twintig jaar minder in plaats van juist meer gediversifieerd. Net als vele, zo niet de meeste overige Caribische eilanden, stevent Curaçao steeds meer af op een riskante mono-economie, gebaseerd op enkel/voornamelijk toerisme met doorgaans lage lonen. Ondanks de sterk afgenomen diversificatie en het gebrek aan natuurlijke (hulp)bronnen, zijn er echter wel degelijk reële mogelijkheden tot upgrading van de bevolking en het algemene welvaartspeil. Door onderwijs-onderwijs-onderwijs (en dat in tienvoud met evenveel uitroeptekens), heropvoeding/coaching van het hulpbehoevende deel van de samenleving en in deze tijden van globalisering en complexe maatschappelijke issues ook een (veel) hechtere relatie met het Koninkrijk. Curaçao heeft behoefte aan een of het liefst meer charismatische, intelligente en onbaatzuchtige leider/leiders, die het volk achter zich krijgt/krijgen om échte veranderingen door te voeren. Of moet het eerst nog véél slechter gaan voordat de mensen rigoureuze oplossingen gaan omarmen?