Een vriendelijke handreiking of een vijandige overname. Of: een vijandige handreiking en een vriendelijke overname? De door staatssecretaris Raymond Knops van het Nederlandse kabinet-Rutte voorgestelde ‘Hervormingsentiteit Cariben’ en de daaraan verbonden consensusrijkswet zijn op Curaçao door de regering ontvangen met kwalificaties als ‘een U-turn; terug in de tijd’ (premier Eugene Rhuggenaath, PAR), een ‘moderne rekolonisatie’ (minister Steven Martina, MAN) en ‘WIC, de West-Indische Compagnie’ (minister Suzy Camelia-Römer, PIN). Bepaald geen vleiende benamingen van de partijleiders die het zittende kabinet in Willemstad steunen. Ze zijn dan ook niet blij met het jongste ‘slikken-of-stikken’-plan van Nederland, om in te stemmen met flink minder autonomie in ruil voor ‘een zak geld’, zoals de minister-president het noemt.
En dat juist nu, op het moment dat de Caribische landen van het Koninkrijk - Curaçao, Aruba en Sint Maarten - bungelen aan de rand van de financieel-economische en daarmee ook sociaal-maatschappelijke afgrond. Dit laatste als gevolg van Covid-19, dat álle landen ter wereld treft. Een ‘onbehoorlijk’, ja zelfs ‘onbeschoft’ voorstel, zeker ook gezien de korte tijd - slechts vier dagen - die de regeringen van de (ei)landen krijgen om erover te beslissen, zónder dat adviesorganen zoals de Raad van Advies en de Staten als volksvertegenwoordiging ernaar zouden mogen kijken, laat staan zich erover uitspreken.
Wow! Zo bezien druist dit tegen alle democratische rechtsstaatprincipes in die Nederland zélf altijd huldigt en anderen wijselijk voorhoudt. ‘Esaki no por (Dit kan niet)’, zegt Camelia-Römer. ‘Zo ga je niet met elkaar om’, meent Martina. En ‘Nederland heeft een agenda, een strategie, met de eilanden’, denkt Rhuggenaath.
En toch… welke keus heeft Curaçao, en welke keus hebben Aruba en Sint Maarten, echt? Akkoord gaan betekent wellicht in strijd met bestaande wetten en het Statuut, inperking van decennia terug verworven zelfstandigheid en óók offers brengen. Afwijzen houdt in dat de kans groot is dat er voorlopig geen zicht is op (voldoende) financiële noodsteun en evenmin gelden voor herstel; op eigen kracht, met behoud van autonomie en hoogstwaarschijnlijk veel méér pijnlijke offers.
Vrijwel iedereen is het erover eens dat deze laatste optie geen optie is; ook de regering zelf schreef eerder in nota’s en toelichtingen dat Curaçao de coronacrisis niet alleen kan behappen en dat financiële hulp van buitenaf een must is. Gezien de huidige omstandigheden met de Rijkswet financieel toezicht (Rft) kán dat alleen van Nederland komen. Of anders moet via een ingewikkelde constructie lokaal worden geleend, met alle risico’s van dien op den duur voor de betalingsbalans en deviezenreserves, zeker zolang het toerisme niet op het precorona niveau draait en de olie-industrie platligt.
Tenzij de (ei)landen en hun bevolkingen bereid zijn grote stappen terug te zetten qua welvaarts- en voorzieningenniveau, is er geen werkelijke keuze. Er zal alsnog ingestemd moeten worden met het, al dan niet bijgeschaafde, ‘indecent proposal’ van Knops. Grof gezegd: Nederland heeft de Caribische landen bij de ballen, weet dat en ziet haar kans schoon om door te drukken wat zij al veel langer wil, maar wat door het Statuut niet zomaar kan en nu plotseling onder de nodige druk wel kan.
Zitten er dan helemaal geen goede elementen in de bij consensusrijkswet geregelde hervormingsentiteit? Naast het zuur ook zoet? Jazeker wel, zegt Rhuggenaath. De media en anderen moeten het voorlopig met dit oordeel doen en andere signalen, want de stukken zelf zijn nog geheim, wat niet bevorderlijk is voor de (maatschappelijke) acceptatie en ook ingaat tegen de vaak juist door Den Haag bepleite openheid. De Curaçaose premier noemt als voordeel de broodnodige geldmiddelen die beschikbaar komen voor de noodzakelijke hervormingen. En deze krant berichtte gisteren al dat het niet alleen zou gaan om liquiditeitshulp aan overheden (begrotingssteun), maar ook leningen aan anderen (bedrijfsleven) of zelfs giften (burgers of private stichtingen) die met een goed plan komen waarmee de hervormingen kunnen worden gerealiseerd.
Opnieuw is het ‘de zak geld’ die leidend is. Begrijpelijk ook, een groot deel van de bedrijven en laat staan van subsidie afhankelijke instellingen hebben het zwaar. Hen wordt met de realisering van het ‘Caribisch deel van het Koninkrijk 2.0’ een worst voorgehouden. Dat moet in de komende zeven jaar worden klaargespeeld. Maar dan zijn Rhuggenaath, Martina en Camelia-Römer maar ook Knops en Rutte waarschijnlijk niet meer in functie. Wat de bevolkingen van Curaçao, Aruba en Sint Maarten willen is méér dan vage bespiegelingen en een onzekere worst, maar daadwerkelijk een resultaatverplichting van hoe hun samenlevingen er in 2027 concreet uitzien. Meetbaar in termen van modern onderwijs en nieuwe scholen (meer geslaagde leerlingen en studenten), nieuwe bedrijfssectoren en diversificatie (een groeiende economie), meer en nieuwe goedbetaalde banen (een laag werkloosheidpercentage vergelijkbaar met Nederland), een betaalbare overheid en publieke sector, kwalitatief goede zorg en een internationaal acceptabele belasting- en premiedruk. De te grote verschillen op de eilanden zelf, maar óók de kloof tussen de delen van het Koninkrijk moeten grotendeels zijn gedicht.
Maar bovenal moeten de landen uit de impasse komen. Op de huidige manier worden ze eerder uit elkaar gedreven, terwijl er in het belang van de burger geen tijd te verliezen is. Er zijn fouten gemaakt, zeker aan deze kant van de oceaan, maar met corona geldt nu een andere realiteit: de eilandelijke krachten schieten tekort en binnen het huis dat het ‘Koninkrijk’ heet, dient het land met het kapitaal, de kennis en kunde bij te springen met hulp en ook met de opbouw. Daarbij moet gezocht worden naar nieuwe (samenwerkings)vormen, die als uitgangspunt hebben het bij elkaar houden van de partners. Niet door maatregelen door de strot te duwen, maar in alle transparantie en dialoog en met een duurzaam karakter.