In Nederland is opwinding ontstaan over de projectie van het Internationaal Monetaire Fonds (IMF) dat, als gevolg van de coronacrisis, de Nederlandse economie weleens met 7,5 procent zou kunnen krimpen. Ongekend. Zo’n negatieve economische groei heeft het ontwikkelde en rijke Nederland na de crisis van de jaren ’30 niet gekend. De manier waarop het wordt gebracht wekt de indruk alsof men in Nederland plots wakker is geschud. Het Europese deel van het Koninkrijk is dan ook al lange tijd gewend dat het allemaal relatief goed gaat; welvaart en welzijn zijn welhaast ‘normaal’. Hoe anders is dat echter voor het Caribische deel van hetzelfde Koninkrijk, vooral de Caribische landen: langdurige krimp, verminderde koopkracht, hoge werkloosheid en armoede zijn hier welhaast ‘normaal’. De crisis op Curaçao, Aruba en Sint Maarten staat niet voor de deur of is net begonnen, de crisis duurt hier al enkele jaren achtereen voort. Corona komt daar als een mokerslag bovenop en het is niet de vraag óf de landen dit zelf kunnen absorberen en overleven, maar hóe (met welke externe hulp). De regeringen in Willemstad, Oranjestad en Philipsburg begrepen dat onmiddellijk en stuurden al in de week van 19 maart de eerste brandbrieven met het verzoek om noodsteun naar de Rijksministerraad (RMR) in Den Haag. Er zouden nog meerdere brieven volgen. Gezien het feit dat de koninkrijksregering besloot tot aanstelling van het College financieel toezicht (Cft) als veilige tussenschakel - in plaats van rechtstreeks met de landen in gesprek te gaan - en ook dat vorige week is besloten, exact conform het zeer omstreden Cft-advies, slechts een deel aan financiële ondersteuning te verlenen en wel in de vorm van een lening (in plaats van een gedeeltelijke schenking), versterkt de angst en het vermoeden dat de ernst van de Caribische situatie (nog) niet geheel wordt onderkend. Als Nederland onder de indruk is van een krimp van, in het ergste geval, 7,5 procent, wat dan te denken van de door hetzelfde IMF geprojecteerde -15 tot -18 procent voor Curaçao en Sint Maarten in het gunstigste geval? Natuurlijk gaat het om economieën van zeer verschillende omvang, maar dan juist treft dit de Caribische landen extra hard, zeker als wordt beseft dat dit ook per capita - hoofd van de bevolking - geldt en zonder enig serieus sociaal vangnet. In guldens uitgedrukt gaat het in het geval van Curaçao om een terugval van de economie van 5.751 miljoen tot 5.048 miljoen; en dát in een scenario waarbij de coronacrisis slechts drie maanden duurt. Duurt het langer - en dat ligt in de rede voor voornamelijk van het buitenland afhankelijke bedrijfstakken als het toerisme - krimpt de economie tot 4.793 miljoen (een miljard is dan in rook opgegaan). Het is, kortom, te hopen dat met wat in de Nederlandse media wordt omschreven als een ‘gitzwart scenario’ van -7,5 procent groei voor Nederland, er iets meer besef komt hoe essentieel hulp is voor de Caribische landen die worden geconfronteerd met het dubbele daarvan of zelfs meer.