Het is uitstekend dat een voltallige delegatie van de MAN-fractie een voorstel indient om de bestaande arbeidswetgeving aan te passen, met als doel de salarisslip voortaan verplicht te stellen. Dat gebeurt met de bekende foto in de krant; van het moment dat het pakket met documenten wordt aangeboden aan, in dit geval, de griffier van de Staten.
De kop boven het persbericht ‘Frakshon di MAN a entrega inisiativa di lei pa adaptashon den nos lei labor’ (MAN-fractie met initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van onze arbeidswet) suggereert een majeure aanpassing, mogelijk zelfs wel de langverwachte en noodzakelijk geachte verandering van de Curaçaose arbeidswetgeving.
Echter, de regeringsfractie MAN wenst in dit geval enkel dat werkgevers verplicht worden hun werknemers een loonstrookje te overhandigen, hardcopy of digitaal. Vooropgesteld: een prima en goedbedoeld initiatief. Maar is dit werkelijk waar het land, de arbeidsmarkt en vooral de duizenden zónder werk, op zit te wachten?
Een salarisslip is een must. Geen misverstand daarover. De meeste bedrijven zullen dit al sinds jaar en dag doen en zelfs niet beter weten, is het vermoeden. Maar er zullen altijd lieden zijn die werknemers in het duister laten. ,,Zonder salarisslip hebben werknemers geen zicht op wat afgedragen wordt aan belasting en premies”, motiveert MAN-Statenlid Yaël Plet het initiatiefwetsvoorstel terecht.
Overigens, wat er op het loonstrookje staat, hoeft zeker niet overeen te komen met wat er werkelijk gebeurt aan afdrachten; het is natuurlijk geen garantie dat de op papier ingehouden gelden ook echt aan de Ontvanger en Sociale Verzekeringsbank SVB worden betaald. Maar met een salarisslip in handen heeft het personeel het in elk geval zwart op wit.
De MAN wil hiermee dan ook vooral opkomen voor de kleine man, de werknemer (lees: de kiezer). En dat is terecht en ook logisch voor de sociaaldemocratische partij, die is aangesloten bij de Socialistische Internationale, zoals het bekende vuistsymbool in het logo ook aangeeft. Er zijn nog altijd gevallen van misbruik door werkgevers; die moeten met volle kracht worden bestreden. Onder andere door de Arbeidsinspectie en met een follow-up door het Openbaar Ministerie.
Tot zover is het initiatief toe te juichen. Toch is het jammer dat MAN - die zowel de minister van Economische Ontwikkeling (MEO) als die van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW) levert - het enkel hierbij laat. Al vele jaren, eigenlijk al decennia, staat in álle adviesrapporten van buitenlandse én eigen instellingen dat de arbeidswetgeving van Curaçao te star is, veel soepeler moet en anders economische voorspoed ernstig belemmert.
Onlangs wéér door het Internationaal Monetair Fonds (IMF), nadat een missie het eiland bezocht. Elk nieuw kwartaalverslag van de Centrale Bank CBCS noemt het en ook afgelopen maandag nog wees interim-president José Jardim op het belang ervan - ,,Conduct labor market policies that facilitate employment” - juist ten behoeve van economische groei, inkomen en meer banen.
De economie van Curaçao zit niet alleen al jaren in een dip (beter gezegd: krimp), ook per capita (dat is: elk hoofd van de bevolking) is sprake van een terugval ten opzichte van de periode vanaf de jaren 90. Met andere woorden en bot gezegd: Curaçaoënaars worden gemiddeld genomen elk jaar, elke dag, armer. Dát is een veel groter en structureler probleem, waarvoor ook structurele maatregelen nodig zijn. En als dit betekent dat heilige huisjes omver moeten, het zij zo.
Het is absoluut nodig om in sommige gevallen de arbeidsomstandigheden te verbeteren en werknemers verdienen voldoende bescherming. Het is echter ook en zelfs nog belangrijker om éérst te zorgen voor een samenleving waarin iedere burger überhaupt de mogelijkheid krijgt om deel te nemen aan het arbeids- en daarmee ook het (reguliere) sociale leven.
Curaçao ontkomt er niet aan de Arbeidswet tegen het licht te houden en niet telkens terug te vallen op de bekende loopgraven tussen vóór- en tegenstanders. Daar is het enorme leger aan werklozen, onder wie kwetsbare jongeren, allesbehalve mee gediend. Volgens het Arbeidskrachtenonderzoek (AKO) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van vorig jaar zou één op de vijf personen zonder (vast) werk zitten. Dat is ronduit alarmerend.
Het Regeerprogramma 2017-2021 ‘Ontplooien van Curaçao’s potentieel’ van het kabinet-Rhuggenaath (PAR/MAN/PIN) stelt dat meer mensen - zoals dat netjes is geformuleerd - ‘met afstand tot de arbeidsmarkt’ aan de slag moeten en dat daartoe de bestaande arbeidswet- en regelgeving zal worden geëvalueerd en ‘aangepast of afgeschaft’. Niets wijst er begin 2020 op dat dit is gebeurd of staat te gebeuren onder SOAW-minister Hensley Koeiman (MAN).
Arbeid (en productiviteit), economie en armoede (met welvaart als de gewenste tegenhanger) zijn nauw aan elkaar gelieerd. Zoals statistiekbureau CBS het treffend aangeeft: ,,Werkloosheid heeft een rechtstreeks effect op particuliere huishoudens. Naarmate de koopkracht van huishoudens daalt, kan dit leiden tot méér werkloosheid, doordat bedrijven minder inkomsten genereren. Het heeft daarnaast gevolgen voor de overheidskas, omdat lagere koopkracht lagere inkomsten betekent voor de overheid en dus een onbalans in de begroting.”
Zolang Curaçao om de hete brij blijft draaien en zich slechts bezighoudt met relatief gezien bijzaken of ‘cosmetics’, zullen het spook van de werkloosheid en de onverbiddelijke daling van het inkomen per capita niet effectief (kunnen) worden bestreden. Daarmee komen politieke en andere maatschappelijk leiders, onder wie vakbondsvoorzitters, niet op voor de belangen van de bevolking. Eerder het tegendeel.
In dat verband is het onbegrijpelijk en ook onbestaanbaar dat het 215 dagen moet duren voordat de regering in spoeddebat (!) gaat met de Staten over de toegenomen werkloosheid; ook al is dit een verzoek van de oppositie, die begin juli 2019 al om overleg met minister Koeiman verzocht. En zelfs na zoveel maanden vraagt de bewindsman via de Statenvoorzitter ‘meer tijd’ om de vele vragen te beantwoorden. Het getuigt niet van een gevoel voor urgentie.
De huidige arbeidswet met de daaraan gekoppelde ontslagregeling moet met spoed in revisie; zonder dat goed presterende werknemers iets te vrezen hebben, want die zijn voor elke werkgever goud waard en dus onmisbaar. Het motto bij deze revisie moet zijn, waartoe de Kamer van Koophandel (KvK) onlangs ook opriep: Geen lippendienst, maar dóén.