Neysa Schoop-Isenia (37) is gescreend in verband met haar voordracht om, namens de regeringspartij MAN, minister van Economische Ontwikkeling te worden. Naar verluidt zou het screeningsproces geen zaken hebben opgeleverd die een benoeming in de weg staan, althans haar advocaat Michael Bonapart schrijft op 11 april jongstleden: ,,Cliënte begrijpt dat er voor de adviserende instanties geen reden bestond om afwijzend op de voordracht te concluderen”.
Op enig moment, vermoedelijk ná de screening, blijkt minister Kenneth Gijsbertha (MAN) van Financiën te beschikken over een mailbericht, afkomstig van waarnemend-president Leila Matroos-Lasten van de Centrale Bank CBCS, met een intern CBCS-memo uit 2014 over vermeend laakbaar gedrag van Schoop-Isenia ten tijde van haar dienstbetrekking bij de Girobank. Dit memo is geschreven in het kader van de uitvoering van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen (Ltbk), namelijk in verband met de noodregeling die sinds december 2013 ten aanzien van Girobank van kracht is, reden waarom dit op basis van artikel 40 van de Ltbk valt onder de geheimhoudingsplicht die de Centrale Bank heeft. De terhandstelling door Matroos-Lasten zou een overtreding van dit artikel 40 Ltbk inhouden.
Schoop-Isenia heeft bij Matroos-Lasten op 8 april geprotesteerd tegen deze terhandstelling; op dit protest is een reactie echter uitgebleven.
Vervolgens heeft advocaat Bonapart drie dagen later namens Schoop-Isenia een sommeringsbrief gestuurd naar Matroos-Lasten, gericht aan de Raad van Bestuur (RvB=directie) van de CBCS, met als boodschap minister Gijsbertha te melden dat zij onjuist heeft gehandeld door hem het memo te geven, én om de berichten aan de minister van Financiën in te trekken.
Daags daarop heeft advocaat Dave Liqui-Lung namens de CBCS (lees: Matroos-Lasten) gereageerd. Kort gezegd komt zijn reactie erop neer dat er géén sprake zou zijn van een overtreding van de Ltbk. Zijn redenering namens CBCS-directie is aldus: op basis van artikel 38 Ltbk brengt bij beëindiging van de noodregeling de Centrale Bank daarover verslag uit aan de minister, alsook ‘desgevraagd’ tussentijds. De beschikbaarstelling van het betreffende memorandum gedateerd begin 2014 moet, aldus Luqui-Lung, nog steeds gezien worden als één van de interne bevindingen in het kader van een tussentijds verslag van de CBCS aan de minister conform artikel 38 Ltbk.analyse

Kanttekeningen
Bij het bovenstaande kunnen enkele (kritische) kanttekeningen worden gemaakt:
Het interne memo uit 2014 handelt over vermeende betrokkenheid van Schoop-Isenia bij onregelmatigheden die in de Girobank voorafgaand aan de noodregeling van december 2013 hebben plaatsgehad. De opstellers/beoordelaars van het memorandum menen dat weliswaar nog niet vaststaat dat de betrokkenheid als strafbaar handelen gezien moet worden, maar vinden het gedrag van Schoop-Isenia voldoende laakbaar dat zij niet meer in haar toenmalige functie - assistent managing director Finance ten tijde van voormalig ceo Eric Garcia, die voor het Openbaar Ministerie als verdachte geldt en afgelopen vrijdag nog voor moest komen - is te handhaven.
Het doorsturen van dit memo moet volgens de advocaat van Matroos-Lasten gezien worden als een tussentijds verslag aan de minister over de noodregeling. Ter herinnering: de noodregeling wordt ingesteld wanneer de bedrijfseconomische positie (liquiditeit en/of solvabiliteit) van een bank dermate slecht is dat in het belang van de gezamenlijke schuldeisers alle bevoegdheden tijdelijk worden overgedragen aan de Centrale Bank; deze moet bezien of er mogelijkheden zijn om de betreffende bank weer gezond te maken, dan wel in geval daar geen zicht meer op is, over te gaan tot faillissement en afwikkeling van de betreffende bank.
Moeilijk valt echter in te zien dat het betreffende memorandum als tussentijds verslag moet of kán worden beschouwd. Voor zover na te gaan wordt in het ‘Memo Neysa Schoop-Isenia’ op geen enkele wijze ook maar iets verteld over de voortgang met betrekking tot een oplossing van het financiële probleem bij de Girobank, welke reden vormde voor de inroeping van de noodregeling. Nee, het gaat niet over de bank in kwestie maar over een individuele medewerker.
Voorts valt de datum van het memo (begin, vermoedelijk maart 2014) niet te rijmen met een ‘tussentijdse rapportage’ anno 2019 (vijf jaar na datum). Welke relevantie heeft een bevinding uit 2014 over een individuele medewerker nog voor een verslag over stand van zaken omtrent de noodregeling van de Girobank de dato 2019? Verder valt uit de wijze waarop het memo door Matroos-Lasten aan de minister van Financiën wordt aangeboden, op geen enkele manier af te leiden dat het een aanbieding van een tussentijds verslag over de Girobank betreft. Sterker: degenen die het memo aan Matroos aanbieden, vermelden niet ‘Voortgangsverslag noodregeling Girobank’ of iets van die strekking, maar ‘Memo Neysa Schoop-Isenia’; niets wijst op een tussentijds verslag.
Overigens blijkt ook uit het mailbericht van 22 maart 2019 van Matroos-Lasten aan Gijsbertha niet dat het beschikbaar stellen van het memo plaatsvindt in het kader van een ‘desgevraagde’ rapportage, of überhaupt een verwijzing naar artikel 38 van de Ltbk. Verwacht mag worden dat indien de Centrale Bank in weerwil van een geheimhoudingsplicht toch nog informatie verschaft aan de minister, de CBCS dan zorgvuldigheidshalve nadrukkelijk verwijst naar de bepaling in de wet op grond waarvan de informatieverstrekking plaatsvindt. Dit lijkt echter niet te zijn gebeurd: een dag nadat de president ad-interim het memo van een medewerker toegestuurd krijgt (21 maart), die het op haar beurt weer gemaild kreeg van een collega, is het met haar iPhone geforward naar het Gmail-adres van minister Gijsbertha.
Naar de beweegreden van Matroos-Lasten om het betreffende memo aan de MAN-minister door te sturen kan alleen gegist worden. Duidelijk is wél dat, ánders dan de advocaat van de Centrale Bank beweert, de ter handstelling in de verste verte niets te maken lijkt te hebben met een tussentijds verslag op basis van artikel 38 van de Ltbk en er geen omstandigheden (bekend) zijn die de (voorlopige) conclusie in de weg staan dat hier sprake is van overtreding van de geheimhoudingsplicht zoals geformuleerd in artikel 40 van de Ltbk.


Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.