De econoom Shekinah Dare bij de afdeling Studiedienst van de Centrale Bank CBCS kan het dan zelf een ‘positieve noodkreet’ noemen, bedoeld om te wijzen op de negatieve trend en het belang deze te doen keren, maar een noodkreet blijft een noodkreet en is meestal bedoeld omdat er sprake is van een noodsituatie. Als het klopt wat deze deskundige aangeeft - en er is geen reden eraan te twijfelen - namelijk dat de arbeidsproductiviteit van Curaçao al een tijdlang afneemt én, uitgedrukt als het bruto binnenlands product (bbp) per werkende zelfs lager is dan het gemiddelde van de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen, dan is er alle reden voor een algehele ‘sense of urgency’ én actie. Niet alleen draait de Curaçaose economie al een tijdlang stationair - er is geen sprake van groei, maar zelfs van krimp per capita - uit de door de Centrale Bank gehanteerde methodologie blijkt dat óók de arbeidsproductiviteit achteruit holt. De daling van de productiviteit heeft op zijn beurt weer negatieve gevolgen voor de economische groei en het internationale concurrentievermogen. De (gemiddelde) arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid productie die per tijdseenheid wordt geproduceerd door een werknemer. Vaak wordt het ook gemeten door per werknemer de ‘toegevoegde waarde’ te nemen. Een lage arbeidsproductiviteit staat niet per se gelijk aan een slecht arbeidsethos, maar zal door onwil om (hard) te werken wel worden beïnvloed. De arbeidsproductiviteit opschroeven kan door scholing, arbeidsverdeling of specialisatie en kapitaalintensiteit; dat wil zeggen de inzet van veel kapitaalgoederen, zoals automatisering en computers. Door personeel te specialiseren worden ze bekwamer op dat gebied en hoe vaardiger de werknemer, des te hoger is de productiviteit. Van belang is het besef dat er bij élke werknemer - van bode tot ceo - sprake is van een toegevoegde waarde: iemand moet met zijn input meer opleveren dan dat hij kost. En om als onderneming, sector of land competitief te zijn moet het collectief beter presteren dan de concurrentie. Dat is niet, wat velen soms denken, enkel in het belang van de ‘baas’, maar arbeidsproductiviteit is de motor voor economische groei. En groei is nodig voor banen en dus inkomen, verbeterde overheidsfinanciën, sociaal beleid én investeringen in - opnieuw - productiviteit. De aangehaalde CBCS-econoom stelt dan ook voor ‘om meer te investeren’ in betere technologie en in menselijk en fysiek kapitaal, waaronder opleidingsprogramma’s die de kennis en vaardigheden van de beroepsbevolking verbeteren. Deze programma’s moeten zich ook richten op efficiëntere bedrijfsprocessen om de winstgevendheid van ondernemingen te vergroten. Na presentatie van de schrikbarende feiten over de dalende productiviteit moeten alle alarmbellen rinkelen en zou verwacht mogen worden dat betrokken minister van Economische Ontwikkeling en zijn collega van Arbeid, het kabinet-Rhuggenaath, de Staten, het georganiseerde bedrijfsleven en de vakorganisaties in actie komen. Tot nu toe is het echter oorverdovend stil.