De voor de realisatie van de LNG-terminal bij Bullenbaai ingehuurde expert, Poten & Partners (P&P) in New York, oordeelt keihard: het bod van Titan/GZE is ‘onrealistisch laag’ en is ‘niet houdbaar/duurzaam’. Zo komt glashelder naar voren in het gisteren door deze krant aangehaalde evaluatierapport ‘LNG Import & Trans-shipment Terminal and Regasification Unit in Curaçao’ van mei 2017. In opdracht van overheids-nv Refineria di Kòrsou (RdK) en het Multidisciplinair Projectteam (MDPT) was P&P belast met de begeleiding van dit traject. Toch kiest Curaçao amper een maand later voor Titan/GZE.
Op 30 juni 2017 kopte het Antilliaans Dagblad op de voorpagina ‘GZE bouwt LNG-terminal’. Aubrich Bakhuis, op dat moment waarnemend voorzitter van het Multidisciplinair Projectteam (MDPT), wordt aangehaald. In een jubelstemming. De kogel is door de kerk. Omdat op dat moment ervan wordt uitgegaan dat óók de Isla-raffinaderij naar GZE gaat, is bij de keuze van GZE-dochter Titan Petrochemicals voor de LNG-terminal sprake van een soort ‘package deal’, legt Bakhuis uit. ,,Nu alles onder dezelfde maatschappij valt, is het gemakkelijker voor Titan en GZE om onderling afspraken te maken. Dat is uiteindelijk voordelig voor het Land omdat je als het ware twee voor de prijs van één krijgt”, aldus Bakhuis. We tekenen eind juni 2017. Het grote publiek wist toen nog wat er achter de schermen gebeurde.
Inmiddels is Bakhuis als MDPT-lid opgestapt. Dat geldt ook voor de toenmalig MDPT-voorzitter Werner Wiels - die op 16 juni 2017 zijn ontslag indiende (en kort daarop werd opgevolgd door Clift Christiaan als nieuwe voorzitter). Maar tevens zijn we - veel - wijzer geworden. Onder andere dankzij het lekken van vertrouwelijke rapportages door Gerrit Schotte, ex-premier en momenteel Statenlid voor oppositiepartij MFK. Op 6 februari 2018 stuurt de MFK-leider per e-mail onder andere het vertrouwelijke P&P-rapport naar de media. Dat blijkt een eye opener. Daarin staat namelijk klip en klaar een afwijzing van het Titan/GZE-bod voor de aanleg van een LNG-terminal (voor de levering van Liquefied Natural Gas): ,,Titan’s offer is unrealistically low compared to industry standards”, oordeelt Poten & Partners (P&P). De prijsstelling blijkt zelfs een belangrijk element te missen, namelijk de zogeheten ‘liquefacation tolling fees’. ,,The Price Formula seems unsustainable in the short and long-term.” Het is volgens de onafhankelijke specialisten volstrekt ‘niet in lijn’ met de andere offertes, zoals met het bod dat British Petroleum (BP) uitbracht, waarvan Titan/GZE nota bene volgens eigen opgaaf de LNG-brandstof zal afnemen.
Er is echter méér argwaan van de zijde van P&P over het voorstel dat Titan/GZE heeft ingediend, vooral nadat deze combinatie zélf aangeeft een deel van de kosten van de LNG-terminal te verwerken in het businessmodel voor de overname (door Guangdong Zhenrong Energy) van de Isla-raffinaderij. Poten & Partners zegt het niet, maar vanaf dat moment is er feitelijk geen sprake meer van een ‘level playing field’. Met andere woorden: geen gelijke (spel)regels voor alle zestien partijen die hadden meegedaan aan de aanbestedingsprocedure. Dit schrijft P&P ook op: ,,This was not considered when the Request for Proposal (RFP) was issued.”
Kortom, de voor duur geld ingehuurde expert wijst Titan/GZE af. Resoluut. De grote vraag is daarom hoe het komt dat, nadat het advies van P&P bekend was, er toch gekozen is voor Titan. Wie zijn daarbij betrokken geweest? Was P&P daar zelf ook nog bij betrokken? Heeft P&P zijn advies van mei aangepast? Zo ja, waarom? En hoe luidde dat (nieuwe) advies? Antwoorden op deze vragen zijn belangrijk en raken de kern van waar het allemaal om lijkt te gaan.
Terug naar de feiten, althans de door P&P op schrift gestelde feitelijke bevindingen. De combinatie van Titan/GZE komt met een projectvoorstel voor een zogenoemde netto contante waarde van 2.373 miljoen dollar (bijna 2,4 miljard) en is daarmee nummer één qua laagste prijs. Er gaapt wél een gat van ruim een miljard dollar tussen dit bod en de daaropvolgende voordeligste offerte van 3.685 miljoen (Cheniere) en nummer drie met 3.729 miljoen (Shell). Hoe kan dat? En van de top tien zitten de nummers twee tot en met tien op offertes variërend van 3,7 tot 4,2 miljard dollar. Alleen Titan/GZE zit daar - opvallend - beduidend veel lager onder.
Poten & Partners, met kantoren in New York, Houston, Londen, Athene, Singapore, Gounghzou en Perth, keek natuurlijk niet alleen naar de prijs, maar heeft volop aandacht gegeven aan met name de technische aspecten van de uitgebrachte offertes. Van de zestien komen twaalf door de ‘technical assesment’. Vier vallen af. P&P kijkt naar een hele reeks aspecten en komt aan het eind daarvan tot een ‘overall pass/fail’ en een ‘average grading’. Daarbij steekt Shell met kop en schouders boven de rest uit en krijgt een 2.9 als score. Dan volgen allerlei andere aanbieders en komt Titan/GZE op de tiende plek - van de twaalf - met een score van 2.1. In rapportcijfers uitgedrukt is het aldus: terwijl Shell een 9,7 haalt, eindigt Titan Petrochemicals, een dochteronderneming van GZE, met een 7 als cijfer. Een voldoende, een ruime voldoende zo men wil, maar lang niet de beste leerling. Bovenal is het dubieus hoe deze leerling aan deze score komt met zo’n bijna verdacht lage offerte.
Het begon allemaal hiermee: Curaçao wil natural gas gaan invoeren ter vervanging van zware olie, waarmee de uitstoot van zwaveldioxide, en daarmee de impact op het milieu, fors kan worden teruggebracht. De Isla-raffinaderij produceert zware olie (asfalt) als afvalproduct, wat gebruikt wordt als brandstof voor de Curaçao Refinery Utilities (CRU). Dit veroorzaakt ‘zichtbaar veel verontreiniging’, stelt ook Poten & Partners. Dit is slecht voor de volksgezondheid, maar ook niet in overeenstemming met Curaçao als toeristische bestemming. LNG als veel schonere brandstof is ook vereist voor de modernisering van de raffinaderij voor de komende 20 tot 30 jaar. Daarom schreven RdK en MDPT in juni 2016 een aanbestedingsprocedure uit om te komen tot de béste ‘Natural Gas Supplier’. En daarvoor werd Poten & Partners ingeschakeld. Al in oktober 2014 voor de haalbaarheidsstudie, in januari 2015 gevolgd door de voorbereiding van de RFP (Request for Proposal), in juni 2016 de RFP-uitgifte en later de evaluatie aan de hand van eerst de technische daarna gevolgd door de financiële aspecten van de ontvangen offertes. Tot slot de selectie van de ‘preferred bidder’.
Wat is er gebeurd tussen de afwijzing van Titan/GZE door Poten & Partners in mei 2017 en desondanks de keuze voor Titan/GZE in juni 2017 door de leiding destijds van RdK (de inmiddels geschorste directeur José van den Wall-Arnemann) en MDPT (de inmiddels opgestapte voorzitter Wiels en waarnemend-voorzitter Bakhuis)? Dat blijft vooralsnog een onopgehelderd mysterie.