Curaçaose, Arubaanse en Sint Maartense politici klagen met regelmaat over het zogeheten democratisch deficit in het Koninkrijk. Ze bedoelen daarmee dat er geen Koninkrijksparlement is dat de Koninkrijksregering kan terugfluiten zoals de volksvertegenwoordigingen dat op nationaal niveau wel kunnen. Daar maar op blijven hameren is verspilling van energie. Zelfs als Nederland ooit instemt met de installatie van een Koninkrijksparlement zal dat niets veranderen aan de huidige machtsverhoudingen. De zetels zullen immers - en daar valt wat voor te zeggen - evenredig worden verdeeld naar inwonertal: 300.000 Caribische versus 17 miljoen Europese Nederlanders.
Veel zinvoller zou het zijn als de regeringen en Staten van de Caribische landen beter gebruik zouden maken van de mogelijkheden die er nu al zijn om invloed uit te oefenen op besluitvorming die zich in Den Haag voltrekt, maar impact heeft op het gehele Koninkrijk. Neem de geschillenregeling, een lang gekoesterde wens van Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Vrijdag werd bekend dat de Rijksministerraad zijn zegen heeft gegeven aan een ontwerp-rijkswet die nu eerst voor advies aan de Raad van State wordt voorgelegd waarna het Nederlandse parlement, na een debat, de knoop doorhakt.
Het wetsvoorstel wijkt op essentiële onderdelen af van wat de Caribische landen willen. Dan kun je, zoals meteen gebeurde, Nederland het aloude verwijt maken de baas over het Koninkrijk te spelen, maar daarmee ontkennen 'onze' parlementariërs hun eigen falen. Terwijl het - in april 2010 - zo hoopvol begon. Een motie van de Arubaanse Statenleden René Herdé en Juan David Yrausquin (beiden AVP) om een geschillenregeling voor het Koninkrijk te treffen werd door een meerderheid in de Tweede Kamer aangenomen. De regering werd daarin verzocht ‘zich maximaal in te zetten, zo spoedig mogelijk voorstellen te doen voor een in het leven te roepen geschillenregeling waarbij een onafhankelijke instantie wordt aangewezen die strikt juridische geschillen over de interpretatie van Statutaire bepalingen op adequate en onafhankelijke wijze zal beslechten’. De motie vond haar weerslag in de toevoeging van een artikel (12a) aan het Statuut: ,,Bij rijkswet worden voorzieningen getroffen voor de behandeling van bij rijkswet aangewezen geschillen tussen het Koninkrijk en de landen.” Voor de uitwerking werd een gezamenlijke ambtelijke werkgroep geformeerd onder voorzitterschap van (de vorig jaar overleden) Mito Croes. Hij beklaagde zich al snel over de weinig constructieve houding van de door Nederland afgevaardigde ambtenaren. Na twee jaar lang te zijn tegengewerkt was Croes het getraineer zat en gaf de opdracht terug. Vanuit de Cariben herinnerd aan de in het Statuut vastgelegde verplichting deed de inmiddels als minister voor Koninkrijksrelaties aangetreden Ronald Plasterk een poging het dossier tijdens een Koninkrijksconferentie met de ministers-presidenten van de andere landen vlot te trekken. De partijen kwamen er niet uit waarop de bewindsman met een eigen voorstel kwam. Omdat het te veel afweek van wat de landen in 2010 ten tijde van het indienen van de motie voor ogen stond vond dat geen genade bij de drie premiers. Vaststellend dat na het mislukken van de ambtelijke werkgroep er ook op regeringsniveau geen consensus te bereiken viel, kwam het onderwerp op de agenda van het Interparlementair Koninkrijksoverleg te staan. Tijdens het Ipko in de zomer van 2015 bereikten de vier landendelegaties een akkoord over de uitgangspunten waaraan de geschillenregeling zou moeten voldoen.
Dat was een knap, voor de poorten van de hel weggesleept, resultaat want aan Nederlandse zijde zat en zit de VVD als grootste regeringspartij helemaal niet te wachten op een geschillenregeling en al helemaal niet als die ook nog eens bindend is. Het waren de vertegenwoordigers van de PvdA (met name Eerste Kamerlid Marijke Linthorst) die zich hard hebben gemaakt de Caribische collega's tegemoet te komen. Het lijstje met uitgangspunten werd naar Plasterk gestuurd om die als leidraad te gebruiken in het overleg met de premiers enkele weken later tijdens een volgende Koninkrijksconferentie. De bewindsman zei braaf 'ja en amen', maar keek wel linker uit om dat te doen: zwak als zijn positie in het kabinet toch al was had hij geen trek in ruzie met het VVD-smaldeel in de regering. Hij bewoog geen millimeter in de richting van het Ipko-akkoord. Het kwam Plasterk op een vermaning van de Kamer te staan die prompt beloofde naar de bezwaren te luisteren en te bezien of de verschillen van inzicht alsnog overbrugd konden worden. Het waren praatjes voor de vaak want de minister stuurde zijn eerder rigoureus afgewezen voorstel ongewijzigd opnieuw richting Willemstad, Oranjestad en Philipsburg.
In mei 2016, vlak voor een nieuw Ipko, publiceerde Plasterk zijn wetsontwerp. De drie Statendelegaties smeedden onder aanvoering van toenmalig PAIS-leider Alex Rosaria, een eigen wetsvoorstel in elkaar. Zij verzuimden evenwel de Nederlandse delegatie daarbij te betrekken. Een tactische blunder van de eerste orde. Op zijn minst hadden de bondgenoten aan Nederlandse zijde gepolst moeten worden.
Overvallen als zij zich voelden reageerden de Kamerleden geërgerd. Na veel gemasseer in de wandelgangen kwamen de partijen op de valreep tot een pragmatische oplossing: achter de schermen zou geprobeerd worden beide voorstellen in elkaar te schuiven tot een wetsontwerp dat recht doet aan de standpunten die aan beide zijden van de oceaan leven. Aan dat schone voornemen is nooit een vervolg gegeven. Als meest belanghebbende had het voor de hand gelegen als de Staten het initiatief hadden genomen, maar dat is nagelaten. Als verzachtende omstandigheid kan wellicht worden aangevoerd dat zowel op Curaçao als Sint Maarten verkiezingen voor de deur stonden, maar het lijdzaam afwachten effende voor Plasterk wel de weg om zijn eigen voorstel door de Rijksministerraad te loodsen. De Gevolmachtigde ministers mogen dan bezwaar hebben gemaakt, ze stonden afgelopen vrijdag machteloos tegenover een meerderheid aan Nederlandse bewindslieden.
Veel valt er niet meer te redden. Ook niet door alsnog het Caribische voorstel naar de Kamer te sturen met het verzoek dat af te zetten tegen dat van Plasterk. Het debat over de geschillenregeling zal immers plaatsvinden na de Kamerverkiezingen. In mei vorig jaar waarschuwde deze krant er al voor: maak haast met de geschillenregeling want na 15 mei 2017 is er met een Kamer in een nieuwe samenstelling minder goed zaken te doen: ,,De tijd om een regeling te treffen waar de Caribische landen wat mee opschieten, begint te dringen. De verkiezingen werpen immers hun schaduw vooruit. Niet die van Curaçao (27 augustus) en Sint Maarten (26 september), maar die in Nederland (15 maart). Van de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling kan - kijkend naar de peilingen - waarschijnlijk nog minder compassie met de Caribische belangen worden verwacht dan nu al het geval is. Niet alleen als gevolg van de voorspelde winst van de PVV en een verdere versplintering, maar evenzeer vanwege het vrijwel zekere verlies van - als het om de geschillenregeling gaat - een bondgenoot. De kans dat Roelof van Laar de aanstaande decimering van de PvdA-fractie overleeft, is immers niet bijster groot. De Staten van Curaçao, Aruba en Sint Maarten doen er daarom verstandig aan te pogen hun slag te slaan nu er - voor de Kamerverkiezingen - nog zekerheid bestaat over een meerderheid van Nederlandse collega-parlementariërs die bereid is een eind tegemoet te komen aan de Caribische verlangens." Het was praten tegen dovenmansoren.
Door de boel op zijn beloop te laten hebben de Staten de regie uit handen gegeven. De vraag is of er nog wat valt te redden. De komende maanden gaat de Raad van State van het Koninkrijk zich over het wetsontwerp van Plasterk buigen. Omdat alle drie de landen de hen toekomende plek voor een eigen staatsraad niet hebben vervuld moet de Raad het stellen zonder Caribische inbreng. Ook daar laat men dus een kans op bijsturen liggen. De Raad zal al gauw zo'n drie maanden nemen voor het uitbrengen van advies. Daarna krijgen de vier parlementen de gelegenheid het wetsontwerp schriftelijk van commentaar te voorzien. Het uiteindelijke debat vindt in de (nieuwe) Tweede Kamer plaats, maar dan is het al najaar. De Staten mogen via bijzondere gedelegeerden aan dat debat deelnemen. Die hebben zelfs het recht amendementen in te dienen, maar het laatste woord (als er gestemd wordt) is aan het Nederlandse parlement.
Als de landen nog iets willen bereiken dan zullen ze à la minute moeten beginnen met te investeren in een goede werkrelatie met Kamerleden en beoogde coalitiepartijen die open staan voor argumenten van Caribische zijde. Dat is sinds 2010 veel te weinig gebeurd. Met de gerede kans dat CDA en D66 deel gaan uitmaken van een nieuw kabinet is het raadzaam zo snel mogelijk de banden met die partijen aan te halen zonder de anderen - zelfs een vooringenomen fractie als die van de VVD - te negeren. Er valt nog veel meer te leren van het bedrijfsongeval met de geschillenregeling. De landen doen er goed aan zich veel proactiever jegens Den Haag op te stellen en minder snel in de voorspelbare 'Calimero-stand' te schieten. Te vaak wordt de regie aan Nederland overgelaten om achteraf te klagen dat het de baas speelt. Slimmer is het de bestaande mogelijkheden die er ondanks het democratisch deficit wel degelijk zijn om tijdens het proces bij te sturen te benutten. Om tot dat inzicht te komen is wel enige zelfreflectie vereist...


Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.