Strop van twintigduizend dollar voor curator van Bopec
Van onze correspondent
Kralendijk - Alphaville is eergisteren in hoger beroep door het Hof van Justitie op Curaçao in het gelijk gesteld.
Het faillissement is opgeheven en de curator van Bopec, Stan van Liere, is veroordeeld tot betaling van de faillissementskosten, de proceskosten en het salaris van de curator van Alphaville. In totaal gaat het om een bedrag van ruim 24.000 dollar.
Het Hof oordeelde dat het gerecht op Bonaire eerder onbevoegd zou zijn geweest om het faillissement uit te spreken. Van Liere had dit faillissement geëist omdat hij nooit iets betaald had gekregen voor de 384.000 vaten olie die Alphaville op papier had gekocht. Vaten die inmiddels wel al waren doorverkocht aan een derde partij terwijl ze nog niet geleverd waren aan Alphaville. Alles rondom het bedrijf is volgens Het Financieele Dagblad, dat er onlangs een artikel aan wijdde, schimmig en onduidelijk. In juni 2019 is het opgericht op de Seychellen als een international business company. Het heeft een lokale bestuurster, aan wie één aandeel is uitgegeven van één dollar en er is een kantoor op Bonaire. Toen de vaten olie niet door Van Liere geleverd werden startte het bedrijf een procedure tegen de curator waarin het retentierecht betwist werd. Dit retentierecht betekent dat de curator, zolang er niets is betaald, de olie ook niet hoeft te leveren. Toen eenmaal duidelijk werd dat de olie al was doorverkocht, trok de curator aan de noodrem. De transactie werd vernietigd en hij liet Alphaville failliet verklaren.
Alphaville ging tegen dit vonnis in hoger beroep en de hierboven genoemde feiten werden in het beroepschrift niet ontkend. Advocaat Mirto Murray heeft in hoger beroep het Hof gevraagd het bestreden vonnis te vernietigen en de rechter van Caribisch Nederland onbevoegd te verklaren om kennis te nemen van het verzoek tot faillietverklaring, óf het verzoek tot faillietverklaring alsnog af te wijzen. Ook eiste hij Van Liere te veroordelen tot betaling van alle kosten.
Het Hof overwoog in zijn vonnis dat Alphaville is opgericht in de Seychellen en moet worden geacht daar haar zetel te hebben. ,,De Seychellen hebben dan ook te gelden als de woonplaats van Alphaville. Maar het voert op Bonaire een bedrijf uit als daar bedoeld”, aldus het Hof. Het standpunt van Alphaville dat het enkel in eigendom hebben van de olie te Bonaire en de bewaargeving en de verkoop daarvan, onvoldoende is om aan te nemen dat zij ‘een bedrijf’ in Bonaire uitoefent volgde het gerecht niet. Daarbij kende het Hof in het bijzonder ook betekenis toe aan het feit dat het bedrijf niet heeft gesteld, laat staan aannemelijk heeft gemaakt, dat zij buiten Bonaire iets substantieels heeft of doet. Maar het Hof oordeelde desalniettemin dat vereist is dat in Bonaire een zekere structuur met een minimum aan organisatie bestaat met een zekere stabiliteit voor de uitoefening van een economische activiteit. ,,Het gaat om het uiterlijk voorkomen aan derden van de economische activiteit. De loutere aanwezigheid van individuele vermogensbestanddelen of bankrekeningen voldoet in beginsel niet”, aldus het Hof. Ook is volgens de rechters niet gebleken dat elders ter wereld geen enkele rechter bevoegd is kennis te nemen van een verzoek tot faillietverklaring van Alphaville. Voor het Hof was dit voldoende reden om Alphaville in het gelijk te stellen. Het bedrijf laat bij monde van advocaat Mirto Murray weten verheugd te zijn dat het recht gezegevierd heeft en dat haar onbevoegd verleend faillissement volledig is teruggedraaid door het Hof. ,,Terecht is in dat kader de aanvrager van het faillissement, de curator van Bopec, veroordeeld in de kosten. Hij had moeten weten dat het Gerecht op Bonaire onbevoegd zou zijn”, aldus Murray.