Van onze correspondent
Den Haag - De samenwerking tussen hulpdiensten bij rampen en crises op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) is te veel van personen afhankelijk. De Veiligheidswet BES, waarin die samenwerking geregeld zou moeten zijn, functioneert niet.
Dat is de conclusie van een evaluatie door bureau Pro Facto, die minister Dilan Yesilgöz van Justitie en Veiligheid (JenV) gisteren naar de Tweede Kamer stuurde.
Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) gaf in 2018 opdracht voor het onderzoek naar aanleiding bevindingen van de Inspectie JenV na de orkanen Irma, Jose en Maria die de Bovenwindse Eilanden een jaar eerder troffen. Het onderzoek richtte zich op de knelpunten en de toekomstbestendigheid van de Veiligheidswet BES en vond plaats tussen juni 2021 en maart 2022. Op de eilanden werd met 38 betrokkenen gesproken, er werden documenten bestudeerd en er is op elk eiland een interactieve oefening gehouden waarin een crisis of ramp werd gesimuleerd.
De centrale meldkamer voor de eilanden is een al langer bekend zwak punt in de samenwerking. ,,Hoewel er veel inspanningen zijn gedaan om de meldkamer beter te laten functioneren, is zowel het idee van een gemeenschappelijke meldkamer voor alle drie de eilanden als het feit dat deze multidisciplinair moet zijn te ambitieus gebleken”, aldus de evaluatie. Op Sint Eustatius en Saba wordt het nut ervan niet ingezien.
De Veiligheidswet BES functioneert onder andere niet omdat ‘de uitgangspunten en doelstellingen die de wetgever heeft geformuleerd aan de in de wet genoemde actoren niet altijd voldoende duidelijkheid bieden over taken en rollen’. Onderwerpen zijn onvoldoende uitgewerkt, taken zijn niet duidelijk omschreven en de capaciteit en middelen zijn lastig in te schatten.
De evaluatie wijst verder op het ontbreken van het in de wet voorgeschreven convenant tussen de bestuurscolleges, de korpsbeheerder van de politie en de korpsbeheerder van de brandweer. Het is onduidelijk waarom in 2013 hiervan werd afgezien. ,,Het valt te overwegen om dit convenant alsnog op te stellen en daarbij verbreding te zoeken in aan te sluiten organisaties.”
De rol van de Rijksvertegenwoordiger als schakel tussen het Rijk en de eilanden werkt niet bij ordeverstoringen en rampen, blijkt uit de evaluatie. De openbare lichamen hebben in normale tijden rechtstreeks contact met de ministeries en volgen daarom bij crises datzelfde pad. ,,Bij de openbare lichamen staan vraagtekens bij de rol, capaciteit, kennis en expertise van de Rijksvertegenwoordiger bij rampenbestrijding en crisisbeheersing.”
Uit het onderzoek blijkt dat er in Den Haag juist wel een meerwaarde wordt gezien in de rol van de Rijksvertegenwoordiger als tussenschakel. Een andere oplossing is volgens de evaluatie om aan te sluiten bij nationale crisisstructuren in Europees Nederland waar technische ondersteuning en deskundigheid kan worden gevonden. ,,Deze oplossingsrichting is in interviews met verschillende type functionarissen aan de orde gekomen en kan op brede steun rekenen.”
De wet zal duidelijker geformuleerd moeten worden, vinden de onderzoekers, om goed voorbereid te zijn op rampen en crises. Taken, capaciteit en middelen moeten expliciet worden gekoppeld aan de uitgangspunten en doelstellingen van de wet. De problemen met de meldkamer en de rol van de Rijksvertegenwoordiger moeten worden opgelost.
Minister Yesilgöz reageert voorlopig nog niet op de evaluatie, schrijft ze aan de Kamer. Eerst wil ze afstemmen met de partners in het Caribisch gebied. Ook wil ze reactie afstemmen met het programma Versterking Crisisbeheersing en Brandweerzorg in het kader van de Europees Nederlandse Wet veiligheidsrisico’s. Ze hoopt eind dit jaar met de reactie te komen.