Van onze correspondent
Den Haag - Bijna de helft van de jongeren van Caribisch Nederland vertrekt tussen 17 en 26 jaar naar Europees Nederland. Meestal is dit voor studie.
Dit blijkt uit de Jeugdmonitor 2020 van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Tussen 2013 en 2017 ging het in totaal om 392 jongvolwassenen. Op zichzelf is dit geen verrassend gegeven. Wel blijkt uit de monitor dat er grote verschillen zijn tussen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Als criterium geldt dat zij op de voormalige Nederlandse Antillen of Aruba geboren moeten zijn. Niet op de eilanden geboren jongeren tellen dus niet mee als vertrekkers.
Vanuit Bonaire werden 306 vertrekkende jongeren geregistreerd. De naar Nederland vertrekkende jongeren hebben vaker ouders met een hoog inkomen (van hen ging 62 procent). Jongeren die op Bonaire bleven kwamen ‘maar’ 51 procent uit een huishouden met een hoog inkomen.
Vanuit Sint Eustatius vertrekt 70 procent van de jongeren tussen 17 en 26 jaar naar Nederland. Een opvallend verschil met buureiland Saba, waarvandaan maar 30 procent de oversteek maakt. Het gaat bij deze eilanden wel om kleine aantallen, respectievelijk 65 en 21 jongeren. Op Saba lijkt een gezin met een hoog inkomen een grotere rol te spelen dan op Statia. Op dit laatste eiland is er bijna geen verschil, terwijl van Saba de vertrekkers 64 procent ‘rijkere’ ouders had tegenover 50 procent van de jongeren die blijven.
Het opleidingsniveau van de jongeren zelf is op Saba erg hoog; 44 procent valt in de categorie hoog opgeleid. Dat komt doordat veel studenten aan de Saba University School of Medicine tot de jongeren behoren. Ook in de eerdergenoemde cijfers zal dit een rol spelen. In totaal is van de jongeren in Caribisch Nederland 6 procent hoog opgeleid, 47 procent middelbaar en 46 procent laag. Op Statia zijn veel jongeren laag opgeleid: 67 procent.
Bijbaantjes naast een studie hebben jongeren op de eilanden, vergeleken met Europees Nederland, niet vaak. Op Statia heeft maar 35 procent betaald werk, op Bonaire 46 en op Saba 45. Tweederde van die groep werkt voltijds en studeert er dus waarschijnlijk niet naast. Bijna de helft heeft een tijdelijk dienstverband. De cijfers uit de monitor dateren uit 2018, omdat recentere cijfers pas in april 2021 beschikbaar komen.
Wilt u meer informatie? Neem een online abonnement op de krant.