Van onze correspondent
Oranjestad - Het is volgens de rechter ‘volstrekt onvoldoende’ wat het Land Aruba tot nu toe heeft gedaan om de overheidsuitgaven te verminderen.
Aruba moet binnen twee weken met een structureel alternatief komen - dat aan Nederland kan worden voorgelegd - voor de 12,6 procent die wordt gekort op salarissen van ambtenaren. Lerarenvakbond Simar krijgt daarna twee weken de tijd om te reageren op het gepresenteerde plan.
,,Het Land had twee jaar geleden, toen de loonkorting van 12,6 procent werd ingevoerd, direct aan een structurele oplossing moeten werken”, stelt het gerecht in eerste aanleg in een tussenvonnis dat gisteren is uitgesproken. Aruba heeft echter niet bewezen dat er een alternatief plan is. ,,De verwijzing naar het Landspakket is volstrekt onvoldoende.” De Landsadvocaat verweerde zich dat een structurele oplossing niet van vandaag op morgen kan worden doorgevoerd, maar daar had de rechter geen boodschap aan. Het Land krijgt twee weken de tijd om alsnog met een plan te komen.
Het kort geding was aangespannen door het Land tegen lerarenvakbond Simar. De vakbond had aangekondigd dat zijn leden vanaf 1 februari 2022 minder uren zouden gaan werken (school begint later en lesuren worden 5 minuten korter), als de 12,6 procent loonkorting niet was opgeheven. Sinds eind 2021 stelde Simar dat ‘van leden niet kan worden verwacht dat ze 100 procent blijven werken voor 87,4 procent salaris’. Op 4 februari werd duidelijk dat de Rijksministerraad (RMR) niet akkoord ging met het verzoek van Aruba om de 12,6 procent af te bouwen met de helft.
Aruba heeft financiële steun van Nederland gekregen en moet in ruil daarvoor de overheidsuitgaven verminderen. Aruba is met het voorstel gekomen om 12,6 procent op de salarissen van ambtenaren te korten. Nederland ging akkoord. Aruba erkent dat het om een tijdelijke voorstel ging, dat ‘gekoppeld is aan de duur van de huidige crisis’.
De salariskorting is een inbreuk op het eigendomsrecht van het personeel van Simar. Volgens Aruba is deze inbreuk ‘legitiem en proportioneel’, maar de vakbond bestrijdt dit. Volgens de vakbond is de 12,6 procent niet meer te rechtvaardigen, mede omdat de economische situatie in het land is veranderd. De rechter loopt hier vast en schrijft in het tussenvonnis dan ook: ,,Om de vordering goed te kunnen beoordelen (...) beschikt het gerecht momenteel over onvoldoende informatie.” Het GEA verwijst hier naar een uitspraak van het Hof in St. Maarten (hierover schreef het Antilliaans Dagblad in de editie van gisteren, red), waar is geconcludeerd dat er geen inbreuk is gemaakt op het eigendomsrecht van de mensen daar. De vraag is hoe de situatie op Aruba is.
Volgens het GEA heeft Simar duidelijk gemaakt dat de situatie steeds klemmender wordt. De salariskorting vindt al geruime tijd plaats, bijna twee jaar. In de Landsverordening staat dat er binnen zes maanden een verslag moest worden gemaakt over de effecten van de salariskorting. Dat verslag is er niet. Het GEA stelt ook dat er geen duidelijkheid is over een structurele oplossing om de kosten van het ambtenarenapparaat terug te dringen. Opmerkelijk vindt de rechter dat het Land ter zitting wel heeft erkend dat ze die plicht heeft en dat er diverse instrumenten beschikbaar zijn om dit uit te voeren. Toch blijft Aruba verwijzen naar Nederland die de 12,6 procent als voorwaarde stelt. De rechter noemt dit argument ‘niet veel langer relevant’.
Met het kort geding wilde het Land bereiken dat het onderwijs niet mag gaan staken of minder uren gaat werken. Volgens de regering heeft Simar de collectieve actie niet tijdig aangekondigd en onjuiste informatie verstrekt. Een staking heeft bovendien gevolgen voor leerlingen, die tijdens de pandemie al een achterstand hebben opgelopen en dit moeten inhalen. Het heeft ook gevolgen voor ouders en werkgevers en daarmee voor het land in het algemeen. Het GEA oordeelde dat collectief actievoeren een recht is en dat inperken van dat recht afhangt van de omvang van de actie. ,,Een algehele werkstaking weegt zwaarder dan een prikactie van beperkte duur.” De rechter vindt dat het aan de werkgever is om aan te tonen dat het terecht is om collectief actievoeren te beperken. Vakbond Simar reageerde hierop met de toezegging dat de aangekondigde acties niet worden uitgevoerd zolang deze rechtszaak loopt.