Ys: Financieel commitment Nederland hard maken

Van een onzer verslaggevers
Willemstad - In het concept van de rijkswet Coho is niet terug te vinden hoeveel geld er beschikbaar is voor het uitvoeren van het programma van minimaal zes jaar. De financiële steun die Nederland bereid is te bieden, moet hard worden gemaakt door de afspraken daarover in de wet op te nemen.

YsDat heeft Etienne Ys, voormalig PAR-premier (2002-2006) en financieel deskundige, benadrukt in een presentatie tijdens de centrale commissievergadering van de Staten. Ys was een van de vier deskundigen die naar het parlement waren gekomen om informatie te geven over de voor- en nadelen van de consensusrijkswet Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (Coho). Het wetsvoorstel zal binnenkort op de agenda komen van een parlementsvergadering.
Ys noemt het ‘zeer amateuristisch’ dat de financiering van het programma steeds voor een korte periode wordt bepaald, op basis van een ‘periodiek te sluiten overeenkomst met elk land over de aard en de hoogte van de middelen’. ,,Dit past niet bij een dergelijke omvangrijke exercitie die minimaal zes jaar in beslag zal nemen. Het commitment van Nederland lijkt mij te vrijblijvend”, vindt Ys. Dat hij uit de wet niet kan opmaken hoeveel middelen er de komende jaren beschikbaar worden gesteld, is al bedenkelijk, maar ook voor ‘het volgende kwartaal’ is er totaal geen duidelijkheid. Ys: ,,Nederland beslist elk kwartaal ‘in overleg’ met de Landen. Maar ja, welke onderhandelingspositie hebben wij nu werkelijk?” De mate waarin Nederland het Coho steunt, moet dan ook echt hard gemaakt worden door dit vast te leggen in de consensusrijkswet. Ys adviseert de Landspakketten uit te werken in meerjarige ontwikkelingsprogramma’s, waarvan de middelen nu al worden begroot. Daarvoor kan de hulp van internationale organisaties worden ingeroepen. Dat dit meerjarig programma er komt, moet ook worden opgenomen in de Coho-wetgeving. Op deze manier hebben de landen vanaf het begin inzicht in de financiële consequenties van de uitvoeringsagenda’s. ,,De middelen daarvoor dienen dus van tevoren gereserveerd te worden voor een langere periode”, benadrukt Ys.
Zo zijn er meer zaken die niet in de wet zijn opgenomen, waardoor een juridische basis ontbreekt om op terug te vallen. Ys noemt de aanwijzingsbevoegdheid van de Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het Coho en de minister van Algemene Zaken van Curaçao, dat is de premier, bepalen ‘gezamenlijk periodiek de uitvoeringsagenda’. De Nederlandse BZK-minister op zijn beurt kan, na overleg met de minister-president van Curaçao, Aruba of Sint Maarten, een aanwijzing geven aan het Coho als het gaat om de vaststelling van de uitvoeringsagenda. Ys: ,,Hiermee wordt de beleidsruimte van het Land ingeperkt. Het Coho en de minister van BZK regeren dus mee.” Niet in de wet zelf, maar opnieuw in de memorie van toelichting, staat dat het afgeven van een politieke aanwijzing aan voorwaarden is gebonden. De interventie is toegestaan ‘bij dreigende bevoegdheidsoverschrijding van het Coho’ of als het orgaan ‘niet, onjuist of onvoldoende de afspraken in het kader van de Landspakketten uitvoert’. De aanwijzing is nadrukkelijk niet gericht op beleid maar op de naleving van de wetgeving en de Nederlandse minister moet van zijn bevoegdheid met de nodige terughoudendheid gebruikmaken.

‘Hiaat is op te lossen’
Ys heeft een wat hij zelf noemt ‘simpele oplossing’ voor het hiaat. De uitvoeringsagenda, dat is de uitwerking van het Landspakket, zou door elk Land moeten worden vastgesteld aan de hand van criteria die wél in de wet zijn opgenomen. Net zoals dat is geregeld voor de plannen van aanpak, zal het Coho de uitvoeringsagenda goed of af kunnen keuren en is er in het laatste geval een beroepsmogelijkheid. Die mogelijkheid is er op uitvoeringsniveau nu niet. Ys: ,,Nederland kan met het huidige voorstel beslissen dat wie niet meegaat in de gewenste richting geen geld meer krijgt. Dat is een negatieve startpositie.”
De voormalige minister-president van Curaçao heeft moeite met de manier waarop Nederland subtiel laat doorschemeren dat het de Nederlandse belastingbetaler is die voor het Coho opdraait. Hij citeert in de Staten uit de memorie van toelichting bij het wetsontwerp: ,,Het is niet wenselijk dat het Coho in volledige onafhankelijkheid van het Nederlandse bestuur kan opereren. Er is behoefte aan de uitoefening van democratische controle door de Staten-Generaal op het gevoerde bestuur. Deze mogelijkheid tot controle is des te meer belangrijk nu niet alleen de organisatie van het Coho volledig wordt bekostigd met Nederlands belastinggeld maar ook financiële en andere middelen die het Coho bij de uitoefening van zijn taken zal verstrekken worden opgebracht door de Nederlandse burger.”
Ys vindt dit ‘niet netjes’. ,,De consensuswet gaat juist over een afspraak tussen twee partijen. Dit geeft de indruk dat de ene partij de voorwaarden oplegt aan de ander.” Nederland voert drie argumenten aan om de regie in handen te houden: de controle van het Nederlandse parlement (Staten-Generaal), het feit dat het gaat om een financiering met Nederlands belastinggeld en dat aan de autonomie van de landen mag worden gekomen zolang dat noodzakelijk en proportioneel is. Ys vraagt zich af waarom voor het Coho niet een soortgelijke constructie is gekozen als voor de Rijkswet financieel toezicht. Want op basis van die wet kan de Curaçaose minister na instemming van de Raad van Ministers van het Koninkrijk, beleidsregels vaststellen en aanwijzingen geven voor de uitoefening van de in de wet aan het College financieel toezicht (Cft) toegekende taken en bevoegdheden. ,,Het Cft wordt geheel gefinancierd door de Nederlandse regering en de constructie staat een democratische controle door de Staten-Generaal niet in de weg”, zegt Ys, die concludeert dat het toch vooral gaat om ‘dit is mijn geld’. Ter compensatie van het ‘overwicht van Nederland’ zijn enkele bepalingen in de Rijkswet Coho opgenomen, zoals dat het Coho elk kwartaal de Staten moet inlichten, de instemming van een land nodig is voordat een samenwerkingsprotocol kan worden aangegaan met internationale organisaties en dat de BZK-minister pas beleidsregels kan vaststellen voor het Coho na overleg met de minister van Algemene Zaken (instemming is niet nodig). Geen daarvan draagt substantieel bij aan meer ‘ownership’ voor Curaçao, Aruba en Sint maarten. Daar ligt dan ook ruimte voor onderhandeling, vindt Ys.


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.