MEO voorstander van financiële steun aan Damen Shiprepair Curaçao
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het ministerie van Economische Ontwikkeling (MEO) pleit ervoor om het operationele voortbestaan van de Curaçaose werf te borgen en is er voorstander van om goedkeuring te verlenen aan de door Damen Shiprepair Curaçao verzochte financiële ondersteuning.
Dat leest het Antilliaans Dagblad in een rapport met het stempel ‘vertrouwelijk’ dat MEO bijna exact een jaar geleden opstelde. Het maakt deel uit van het project Economic Value Damen Shiprepair Curaçao (DSCu).
Een eventuele uitval van DSCu zal naar verwachting ‘een significant negatief effect hebben’. Dit impliceert dat de gegenereerde maatschappelijke bijdrage van het dokbedrijf verloren zal gaan met alle gevolgen van dien. Ook de voorziene spin-off waar Curaçao zijn voordeel mee kan doen zal dan verloren gaan. Op basis van het resultaat van de analyse toont MEO zich voorstander van financiële steun.
Die bestaat uit, zoals deze krant vorige week berichtte, enerzijds 20 miljoen euro/dollar van Curaçaose zijde met behulp van verkregen Nederlandse financiering, waar destijds toenmalig minister Steven Martina (MAN) samen met de Nederlandse staatssecretaris Raymond Knops zich sterk voor maakten, en anderzijds gelijktijdig -met de nodige garanties - ook 20 miljoen euro/dollar van Damen Group zelf. Het betreft voornamelijk investeringen in de werf, die van het Land Curaçao is.
Met de analyse is door MEO getracht beter inzicht te geven in de economische waarde van DSCu. Laatstgenoemde maakt deel uit van de maritieme sector van Curaçao, die ‘gekenmerkt wordt door een goed ontwikkelde en gediversifieerde maritieme cluster en die substantieel bijdraagt aan de economie’. Dit laatste in termen van directe en indirecte werkgelegenheid, van relatief hoge toegevoegde waarde en van directe en indirecte overheidsinkomsten.
In dit kader wordt gesteld dat Curaçao zich heeft ontwikkeld tot een sterke nautische dienstensector die onder andere scheepsreparatie, bunkeren, sleep-, afmeer- en loodsdiensten, bankieren, verzekeringen, onderwijs en een scheepsregister aanbiedt en verzorgt. Er is een sterke onderlinge relatie tussen deze bedrijven in de cluster, die ze onlosmakelijk verbindt met de haven. Aldus het ministerie.
Specifiek met betrekking tot de werf, erkent de overheid het sociaaleconomisch belang ervan en de spilfunctie die deze vervult in de maritieme activiteiten en hierdoor ‘een integraal en onmisbaar onderdeel uitmaakt van de cluster’. Bovendien stelt de overheid dat, vanuit het oogpunt van waarde-creatie bezien, de aanwezigheid van de werf een gunstige bijwerking moet hebben voor innovatieve, educatieve en economische doeleinden waar Curaçao voordeel uit kan putten.
In termen van toegevoegde waarde, werkgelegenheid en belastinginkomsten droeg DSCu in de periode 2017-2020 bij met een gemiddelde toename van 0,5 procent per jaar aan het reële bruto binnenlands product (bbp). Toen het rapport werd opgesteld werd vanuit een relatief voorzichtig scenario berekend dat, na een dip in coronajaar 2020, de bedrijfsactiviteiten in het jaar 2021 een bijdrage zouden leveren van 2,3 procent aan het reële bbp en dit zou naar verwachting in de daaropopvolgende vijf jaar toenemen met gemiddeld 0,4 procent per jaar.
Op het moment dat het rapport werd opgesteld waren er bij DSCu 263 personeelsleden werkzaam. Dat waren er in 2017 nog 367 (en momenteel wil Damen de afvloeiing van 78 werknemers). Toch sprak MEO van een fors aandeel van de werkgelegenheid in de industriesector, waarmee kan worden geconcludeerd dat los van de bijdrage van DSCu aan de overheidskas ook de sociaaleconomische waarde van het dokbedrijf significant te noemen is.
Damen zelf is er op geen enkele manier transparant over - herhaalde vragen van deze krant worden eenvoudigweg niet beantwoord, zelfs niet met ‘geen commentaar’ - maar duidelijk is dat DSCu een steunverzoek heeft gedaan. MEO heeft aan de hand van de maatschappelijke toets zoals beschreven in het ‘Handvat bij steunverzoeken individuele bedrijven, november 2020’ geprobeerd de economische betekenis van Damen Shiprepair Curaçao in kaart te brengen.
Het steunverzoek zelf is op dit moment iets waar primair de zittende minister Ruisandro Cijntje (PNP) over moet beslissen. Zolang dat niet gebeurt, wordt er niet (verder) onderhandeld. De (schenkings)gelden van Nederland zijn overigens alléén bestemd om de levensvatbaarheid van hun scheepsreparatieactiviteiten op Curaçao op lange termijn veilig te stellen.
