Door Bas Jussen
,,Heeft ze al een naam?”, vroeg Maria. Jan haalde zijn schouders op. ,,Vast en zeker een af ander onuitspreekbaar negerwoord”, knorde hij. Maria dacht even na. ,,Ik weet het”, zei ze, ,,we noemen haar Flora, zo heette mijn tante ook en dat was een goede kokkin, zeg ik je.” Ze wees op haarzelf en zei haar naam. Vervolgens wees ze op het meisje en zei ‘Flora’. Na dit enkele keren te hebben herhaald, besefte ze dat de slavin haar nu wel begreep. Het meisje probeerde met veel moeite de klanken na te bootsen, wat echter niet al te best lukte. ,,Hopelijk leert ze het koken wat sneller”, mopperde Jan. Maria besloot om Flora mee te nemen naar de keuken van het huis. Daar zou ze een goede maaltijd krijgen om aan te sterken, vervolgens kon haar opleiding tot kokkin beginnen. Het meisje kreeg een kom met warme bonen voorgezet en een stuk verse vis. Ze staarde ernaar maar at geen hap. De brok van verdriet in haar keel blokkeerde de doorgang voor het voedsel. Maria zou er echter op toezien dat Flora de keuken niet verliet alvorens ze haar maaltijd had verorberd. Ze zou immers niet de eerste slaaf zijn die zich doodhongerde uit verdriet en angst.
Toen Hendrik in de schemering terugkeerde van gedane arbeid met de andere slaven, zestien in totaal, stond Flora toevallig bij de waterput. Ze keken haar zwijgend aan. Een jongetje tikte een leeftijdsgenootje aan en wees naar de nieuweling. Wouter herkende Koko tussen de slaven. Ook hij wierp een onderzoekende blik op Flora. Het meisje dat de veranda van onkruid had ontdaan en daarna Maria had geholpen met het bereiden van het avondmaal, holde op de groep slaven af. Ze klemde zich vast aan de benen van een der vrouwen. ,,Mama”, riep ze opgelucht. De vrouw hield even haar pas in en streelde door de kroesharen van haar dochtertje. Vervolgens wierp ze een boze blik in de richting van Flora. ,,Doorlopen”, commandeerde Hendrik streng en de rij slaven sjokte verder in de richting van hun hutten.
Het was de taak van twee mannen om Maria te helpen een zware, koperen ketel met de overgebleven groentensoep naar de slavenonderkomens te slepen. Wouter besloot mee te lopen. Een oude man die hij deze middag al had gezien, stond hen op te wachten. Hij sommeerde de anderen in een rij te gaan staan. Ze staarden begerig naar de ketel waaruit rook omhoog cirkelde, de kommen stevig omklemd met hun handen. Ze lieten de ketel neerploffen in het stof. De oude man bedankte hen voor de maaltijd en Maria draaide zich om. Terwijl zij zich terug naar het landhuis haastte, bleef Wouter op een afstandje kijken. Hij vroeg zich af wat de eetgewoonten van deze lieden waren. Hij zag hoe de oude man de porties verdeelde onder de anderen. Flora sloot zich aan in de rij maar diverse slaven drongen voor. Ze keken haar minachtend aan en ze kreeg zelfs een por van een de vrouwen. Wouter herkende de vrouw, het was de moeder van het kleine meisje. Toen Flora uiteindelijk aan de beurt kwam, was er bijna niets meer over van de maaltijd waar zij zelf bij had geholpen om te bereiden. Verdrietig staarde ze naar de aangebakken korsten die de oude man uit de bodem van de ketel had geschraapt en die nu in haar kom lagen. Ze dacht er niet over om dichtbij de groep te gaan zitten. Eenzaam zakte ze op enkele meters afstand op de grond.
,,En, nikkers aan het bespieden?!”, klonk Ernst-Jans stem. Wouter draaide zich om. Hoe lang had die vlegel daar al gestaan? ,,Bespied jij mij soms?”, reageerde Wouter fel. Ernst-Jan lachte. Hij verklaarde ook nieuwsgierig te zijn. ,,Het is altijd een leuk schouwspel om te zien hoe het zwartvolk een nieuwkomer behandelt”, zei hij laagdunkend. Wouter herinnerde zich dat hijzelf ook niet al te vriendelijk was onthaald door de knaap die naast hem stond. ,,Kijk, kijk!”, riep Ernst-Jan opgewonden en wees in de richting van de hutten. De moeder van het meisje liep langs Flora met opgeheven hoofd en stootte haar kom om in het voorbijgaan. De inhoud viel in het zand. Flora keek niet op of om. Ernst-Jan legde uit wat er aan de hand was. ,,Haar dochtertje was de keukenhulp hier”, zei hij, ,,en die zwarten willen niets liever dan dichtbij ons blanken zijn. Keukenhulp is een beter baantje dan veldslaaf. Die nieuwe vrouwtjesnikker brengt de positie van dat kleine meisje in gevaar. Voor je het weet staat dat kind ook op het veld in plaats van in de keuken. Want het ziet ernaar uit dat haar kans om ooit uit te groeien tot kokkin, nu verkeken is.” Hij grijnsde vals. ,,Daar komt ruzie van, zeg ik je”, fluisterde hij, zijn handen wringend van genot bij de gedachte aan een vechtpartij tussen vrouwen.
De jongemannen bleven op de uitkijk staan, maar er gebeurde niets. Terwijl Flora afgezonderd bleef treuren, haar hart vol verdriet en verscheurt door heimwee naar haar thuisland, begaven de andere vrouwen zich naar hun kinderen. De mannen sloften in de richting van de kleine lapjes grond die hen waren toebedeeld. Hier probeerden ze, doodmoe na een lange werkdag, een aanvulling op de karige plantagemaaltijden te kweken. Wouter draaide zich om. Deze vertoning was de moeite niet waard voor hem. Teleurgesteld keerden de jongens terug naar het landhuis.
Oom Gerard zat op de veranda, zijn voeten rustend op een klein bankje en een glas rum in de hand. Het verbaasde Wouter zijn oom zo zorgeloos te zien baden in een oase van rust. Zelfs de rimpels op zijn voorhoofd leken er minder diep door te zijn geworden. ,,Ga hier eens naast me zitten”, sprak de oude heer met krakende stem en klopte op het zachte, met ganzenveren gevulde kussen in de stoel naast de zijne. Wouter wist niet wat hij ervan moest denken. Hij vertrouwde het zaakje niet helemaal, wellicht had zijn oom lucht gekregen van het dobbelspel en van het bezoek aan het bordeel. Met enige aarzeling nestelde hij zich op het kussen. Een gevoel van schuld bekroop hem. Hij vermeed ieder oogcontact en staarde naar zijn gehavende schoenen. Zijn huid begon te jeuken en hij voelde hoe een zweetdruppel langs zijn gezicht omlaag droop. De oude man bemerkte het gelukkig niet.
,,Ik heb eens nagedacht. Dat nieuwe zwartmens heeft nog wat tijd nodig om fatsoenlijk te leren koken en schoonmaken. Tot die tijd blijf ik hier”, sprak Gerard op een toon zo authentiek vriendelijk dat Wouter haast vergat dat het zijn strenge oom was. ,,Ik wil jou graag hier laten, dan kan je Hendrik helpen op de plantage en mij gezelschap houden.” Het klonk als een aanbod dat Wouter niet af kon slaan. De maaltijden van Maria waren goddelijk in vergelijking met die van Jan. Bovendien was het hier comfortabeler om te wonen dan in de stad, waar het riekte naar bedorven goederen en vee, waar het altijd rumoerig was, zelfs in de nachtelijke uren. De oude man stond erop dat ze een toost uitbrachten op de tijdelijke intrek van zijn neef in het landhuis. Terwijl Wouter het glas rum naar zijn lippen bracht, voelde hij zich nog schuldiger dan hij daarnet had gedaan.

Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.