Plantagetumult (042)
Hoofdstuk 13
Bezoek
Door Bas Jussen
Zeven weken waren verstreken sinds Wouter de mooie Loanicia voor het laatst in zijn leven had gezien. Tijd had de schaduw van verdriet van zijn ziel gerold. Hij lag nog heerlijk te slapen in zijn hangmat toen er met ferme slagen op de deur werd gebonsd. Zonder een antwoord af te wachten kwam oom Gerard binnengelopen. Hij wierp een wit stuk stof in Wouters schoot. Deze ontvouwde de stof en kwam er tot zijn verbazing achter dat het op een soort rok leek, zoals vrouwen die dragen. Vragend keek hij naar zijn oom. ,,We krijgen gezelschap vandaag en er zullen dames aanwezig zijn”, probeerde de grijsaard het bizarre kledingsstuk te verduidelijken. ,,Is dit een gift die ik hun aan moet bieden?”, vroeg Wouter. Oom Gerard schudde zijn hoofd: ,,Nee, je moet het aantrekken. Het is een lakensche rok, je draagt dit ter ere van het schone geslacht.” Onhandig friemelde Wouter aan de stof. Het was een belachelijke gedachte, een man in een rok! Met enige tegenzin hees hij zich in het kledingstuk, met behulp van de oude man die het de gewoonste zaak van de wereld scheen te vinden.
Iedereen bleek allang uit de veren te zijn en was druk in de weer met voorbereidingen. Maria hield toezicht op de slavinnen in de keuken. De slavin Flora was op de galerij vlijtig in de weer met een bezem. Op de trappen voor het landhuis zat Maarten een zadel te boenen, terwijl de oude Sebastiaan een hengst borstelde. Slaven liepen af en aan met brandhout, fruit en linnengoed dat zij zojuist hadden gewassen. Gemoedelijk leunend tegen een zuil, vulde Jan zijn karabijn met kruid. ,,Wat is hier gaande?”, vroeg Wouter zich luidkeels af. ,,We krijgen bezoek”, klonk Hendriks stem vanuit de deuropening achter hem. De opzichter kwam naar buiten met een grote kist in zijn handen. ,,Kan ik helpen?”, wilde Wouter weten. Hendrik lachte en zette de kist neer op een tafel. Hij klopte Wouter op de schouder. ,,Nee, jij moet je vandaag vooral niet moe maken. De gasten komen voor jou.” Wouter kneep zijn ogen samen en fronste.
Hendrik duwde hem zachtjes door de deuropening de donkere gang in. ,,Herinner je die avond nog dat je onder het raam zat te luistervinken?”, fluisterde de opzichter. ,,Ik heb je toen wel weg zien vluchten in de nacht.” Wouter knikte, ontkennen had geen zin. ,,Je zult wel gehoord hebben dat heer Eickelboom heeft toegestemd dat je wat dames van het eiland leert kennen. Anna Gerritsen, de zus van Ernst-Jan, leek ons een geschikt meisje. Ze is aardig en mooi, dus wees beleefd en zorg dat ze je leuk vindt. De andere dames die je oom in gedachten heeft, wil je liever niet ontmoeten.” Hendrik klopte Wouter vriendelijk op de wang en liep weer naar buiten. In de deuropening hield hij halt, keek over zijn schouder en zei op haast vaderlijke toon: ,,Doe jezelf een plezier, blijf weg bij katholieke en donkere vrouwen. Je kan gelukkiger en rijker worden met de keus van je oom.”
Wouter probeerde zich het gesprek van die bewuste nacht te herinneren. Jan en Hendrik hadden inderdaad hun best gedaan oom Gerard van gedachten te doen veranderen toen die een aantal dames voorstelde. Ze hadden Wouter behoed voor de keur van krombenige gedrochten en een dikke weduwe. Toch verwachtte hij weinig goeds van een zuster van Ernst-Jan.
Enge gedachten maakten zich van Wouter meester. Zou Anna Gerritsen dezelfde spitse neus met een akelig rood puntje hebben, net zoals haar broer. Misschien waren die grote oren ook wel een familiekwaal. Koude rillingen liepen over zijn rug bij de gedachte de vrouwelijke versie van Ernst-Jan te moeten kussen, al was het maar op haar wang. Had oom Gerard niet gezegd dat ze was grootgebracht met veel discipline? Ze was waarschijnlijk een serpent dat hem dag en nacht in de gaten zou houden voor zijn oom. Of erger nog, zijn diepste geheimen zou verklappen aan Ernst-Jan die er ongetwijfeld de spot mee zou drijven.
Weemoedig dacht Wouter terug aan Loanicia. Haar mooie zwarte haren en de zachte getinte huid die heerlijk warm aanvoelde.
Luid geschreeuw rukte hem uit zijn gedachten. Wouter liep nieuwsgierig naar buiten. Maarten wees in de verte. Hendrik maakte een koehoorn nat met rum en blies erop. Klanken die leken op die van een vals gestemde trompet galmden over de vlakte. In de verte nam hij een grote stofwolk waar. Een aantal ruiters kwam in volle galop aanstuiven. Sebastiaan klapte in zijn handen terwijl Hendrik de slaven bevelen toeschreeuwde. De negers haastten zich in de richting van de bomen en de koralen met vee. Ze deden het voorkomen alsof zij daar al de hele dag druk aan het werk waren. Vluchtig klopte Jan het stof van zijn hemd. Maria verscheen op de galerij. Ontdaan van haar schort en gestoken in een feestelijke jurk en sierraden, zag zij eruit als een dame van stand. Zelfs de zure zweetlucht die normaal rond haar hing, als gevolg van de warme dampen in de keuken, was verdrongen door de zoete geur van parfum. Toen het gezelschap van zes ruiters de poort van het landgoed was genaderd, begon zij terug te zwaaien. De ruiters - Ernst-Jan, zijn vader en vier vrouwen - reden de plantage op. Behulpzaam hielpen Jan en Maarten de dames van hun paarden. De vader van Ernst-Jan zag er potsierlijk uit in zijn uniform. Zijn borst was zo vol gehangen met opgepoetste medailles dat het een hele kunst moest zijn om niet voorover te vallen. Een sierzwaard bungelde plechtig aan zijn wit lederen riem. Brede strepen op zijn mouwen toonden dat hij een officier was. Ook Ernst-Jan zelf zag er keurig uit, gehuld in een linnen broek en hemd en getooid met een grote witte strohoed. Wouter wierp een blik op de dames. De oudere vrouw was de moeder van Ernst-Jan. Het kleine meisje met sproeten zijn jongste zus. Maar wie van de twee andere zussen was Anna. Een meisje droeg een lange witte jurk, het sluike blonde haar leek van haar schouders af te glijden en glom als goud in de zon. Ze was slank, maar had niet het ingevallen gelaat van haar broer. Ze lachte en knikte beleefd naar iedereen. Het andere meisje deelde haar schoonheid niet. Ze had dezelfde spitse neus als haar broer en haar huid stak bleek af bij haar rode jurk. Onhandig klom ze met haar kromme benen de trap op, in het kielzog van oom Gerard. Het kind struikelde bijna halverwege en Wouter kon zijn lach amper bedwingen. Maria merkte het en porde hem met haar elleboog in de zij. Hoe konden deze twee meisjes zussen zijn, vroeg hij zich vertwijfeld af. Waren ze wel echte zussen?
Oom Gerard wachtte beleefd tot alle gasten boven waren. Hij legde zijn arm om de schouder van Wouter. ,,Dit hier is mijn neef Wouter van der Hoog, oudste zoon van mijn zus Margriet. Op een dag zal hij mij opvolgen”, stelde hij hem voor. ,,Wouter….”, sprak hij, terwijl het gedrocht met kromme poten naar voren strompelde. In een flits zag Wouter in gedachten Loanicia voor zich, ze strekte haar handen uit naar hem, maar was te ver weg om de zijne beet te pakken. ,,Wouter?”, klonk het streng. ,,Dit is Helena Gerritsen.” Het onooglijke meisje stak haar hand uit. Wouter greep haar vingers stevig vast en schudde haar vreugdevol de hand. Gelukkig had zijn oom niet dit wezen uitgekozen. Nu stapte de blonde schoonheid naar voren. ,,Dit is Anna”, zei Gerard Eickelboom. De namen van de anderen drongen niet meer tot Wouter door, zo vreugdevol was hij over het feit dat het lelijke meisje niet Anna was. Anna was mooi, daar had Hendrik gelijk in. Ze was geen Loanicia, maar toch kon Wouter zijn ogen niet van haar afhouden.