Mijn ‘Antilliaanse’ gevoel
Door Ini Statia
10-10 is niet gevierd. Gelukkig! Want 10-10-‘10 is baringspijn. Een zoektocht naar de vergeten navelstreng.
Als vijfjarig meisje reisde ik met mijn grootvader van Aruba naar Bonaire. De boot deed eerst Curaçao aan. In de ochtendschemer voeren we de haven binnen. ,,Kòrsou, mi dushi Kòrsou”, zong mijn grootvader. Zijn liefdeszang galmde tot ver over de golven. De makuaku’s in de lucht leken te dansen op de melodie, en terwijl de Niagara de Annabaai invoer, ontwaakten Punda en Otrobanda.
Iedereen noemde hem Shon Koko. Officieel heette hij Jacobus Francisco Reina. Zijn moeder was een zwarte Bonairiaanse. Van zijn vader werd gezegd dat hij een Nederlands-Indische soldaat was die bij meerdere vrouwen op Bonaire kinderen had verwekt.
Eigenzinnigheid was Shon Koko’s handelsmerk. Volgens onderzoeker Bòi Antoin was hij een rebel, omdat hij openlijk kritiek uitte op het katholieke geloof. Ongekend in die tijd. Zeker op Bonaire. Hij was daar een van de eerste vrijmetselaars. Later, in 1947, werd hij vreemd genoeg de eerste Jehovagetuige van het eiland. Als kind klom ik vaak op zijn bureau om in zijn boeken te snuffelen en de prachtige kleurentekeningen van Het Paradijs te bewonderen. Het bestond echt!
Mijn welo was een atletisch gebouwde, zongebruinde zeeman, die een tijd in Amerika had gewoond. Later werd hij douanebeambte op Curaçao en Bonaire. Zelf woonde ik met mijn ouders, broertjes en zusjes op Aruba. De vakanties op Bonaire waren mijn paradijs. Vrij zijn. Samen met opa in de kar met zijn geliefde ezel Tom ’s ochtends vroeg de kunuku in. Tom over zijn rug, hals en kop aaien, zijn vacht voelen. De kar die schudde en rammelde. Het geluid van de houten wielen, krassend en krakend over de zandweg. Op dat ritme de dag zien openbreken. Een zon die de hemel oranjeblauw kleurde, de frisse ochtendwind in je gezicht, het verlaten landschap tussen kadushi’s, datu’s, infrou’s, watapana’s en wabibomen, de geur van welensali. Totdat de Seru Bará di Karta in zicht kwam. Dan was je er bijna. Even later zag je de ingang van kunuku Sabana Mendoza. Het hofje met vruchtenbomen produceerde kokosnoten, mispels en dadels. Net buiten het hofje overzag een kolossale tamarindeboom de putten met windmolens, een dam met water, een veld met maishi chikí, geiten en schapen. In zijn tas had grootvader eten en drinken. Hij maakte een vuurtje om op te koken. Het eten verdween in onze magen, alleen de rookgeur bleef hangen. In die tijd, eind vijftiger jaren van de vorige eeuw, was er nog geen elektriciteit in Nikiboko, waar mijn grootouders woonden. De ijskast draaide op kerosine, de lampen op gas. Mijn opa tilde me soms op, gooide me omhoog, bijna tegen de gaslamp aan, terwijl hij een zelfgemaakt liedje voor me zong of floot. Ik schaterde. Door hem leerde ik van dieren en de natuur te houden; hij had veel verdriet toen zijn hond doodging. Shon Koko overleed veel te vroeg, in 1963, omdat hij een bloedtransfusie weigerde. Hij was daar principieel in, naar zijn geloof. Mijn grootmoeder overleefde haar man, haar kinderen en ook haar enige broer. Ze werd 102 jaar oud, in 1997 werd zij naar haar laatste rustplaats gedragen.
Mijn grootouders kregen drie kinderen, van wie mijn moeder de tweede was. Het oudste kind overleed voordat mijn moeder geboren werd. Mijn moeder ging later naar een school op Curaçao, haar jongere zusje bleef op Bonaire achter. Maar toen ook het jongste zusje doodging, moest mijn moeder terug naar Bonaire. Zij bleef enig kind totdat ook zij op haar tweeënzestigste stierf. Mijn moeder was dol op literatuur en toneel, mijn vader leerde mij toewijding en integriteit. Mijn hartstocht voor de drie eilanden, onze gemeenschappelijke taal, de verhalen, cultuur en natuur duurt daarom onverminderd voort.
Aruba, Bonaire en Curaçao, van oudsher en voorgoed met elkaar verbonden. Als tegenkracht. Of is dat wishful thinking? 10-10-‘10 doet pijn. De Nederlandse Antillen spatten stuiptrekkend uiteen. De nieuwe entiteiten zijn in barensnood.
Ik grijp naar mijn wortels, voor houvast.
Deze column van Ini Statia kwam als beste uit de bus van de inzendingen van deelnemers van de Workshops Columns Schrijven & Bloggen, georganiseerd door Mondi Writing en Coaching Magazine.
De jury, onder leiding van publiciste Bernadette Heiligers, schreef: ,,’Mijn ‘Antilliaanse’ gevoel’ heeft het krachtigste slot van alle inzendingen. Vanuit de buik geschreven. In de vierde en vijfde alinea komt de omgeving goed tot leven.”