Smakelijk eten
Voordat zij gaat slapen, stopt ze de mondongo (pens) in een grote pot met water en zet de pot op het komfoor buiten op het erf. Ze wakkert het vuur aan met het deksel van een schoenendoos. De mondongo moet de halve nacht doorkoken voordat die gaar is. Zij kookt niet op gas, dat is veel te duur. Een snelkookpan gebruikt zij ook niet, want dan smaakt de mondongo nergens naar.
Om de twee uur staat zij op om houtskool op het vuur te gooien en het vuur aan te wakkeren. Zij schept ook het grijze schuim in de pot eraf, dat stinkt. Dat vindt ze nou het lastige aan mondongosoep klaarmaken, dat spul stinkt zo. Maar zij doet het voor de kinderen.
Zij schrikt wakker, zij heeft zich verslapen. O nee, denkt ze, de mondongo is zeker aangebrand en ligt zo zwart als kool in de pan. Ze snelt naar buiten, maar zij ruikt geen brandlucht. Het begint al te schemeren. Gelukkig, het vuur is uitgegaan. Zij prikt met een vork in het vlees, een opluchting, het is gaar.
Boeliboeli rekt zich uit en komt kwispelstaartend naar haar toe. Hij blijft even staan en snuift de geur van de mondongo op. Stinkt het of ruikt het lekker? Zij vist een stukje uit de pot en gooit het voor de hond. ,,Bon Pasku, Boeliboeli”, zegt ze. Boeliboeli antwoordt met een blij geblaf. Gelukkig is de hond er, anders is er niemand om bon pasku te wensen. Zij heeft het gevoel dat het dit jaar een bijzondere kerst is, maar zij weet niet waarom.
Zij zet alle ingrediënten voor de soep in een pan, de peper zet ze apart, de kinderen willen geen peper in de soep. Slecht voor de nieren. De peper doet ze pas in de soep wanneer ze voor haarzelf heeft opgeschept. Door de peper proeft ze amper de mondongo. Hoe je dat spul ook wast met citroen, het blijft raar ruiken.
Wanneer de pan soep op het vuur staat, gaat zij salade maken. Dit jaar maakt zij zalmsalade, zij geeft gehoor aan het gevoel dat het een bijzondere kerst is. Normaal gesproken kan zij zich geen zalm permitteren, maar zij heeft toevallig een lot in de loterij gewonnen. Niet veel geld, maar genoeg om twee blikken zalm mee te kopen. De andere jaren maakte zij een eenvoudige aardappelsalade. Een salade hoort bij kerst, vindt ze, hoe eenvoudig ook. Zij hoopt dat de kinderen de salade lekker vinden. Ze laten altijd het eten staan.
Ieder jaar kookt zij te veel eten, een gewoonte uit de tijd dat er veel mensen met kerst langskwamen. Nu komt er niemand meer, alleen haar twee dochters, de tweeling. Ze heeft zelf geen behoefte aan bezoek. Ze houdt haar voordeur altijd dicht, al tien jaar. Vroeger klopten nog mensen aan, maar ze deed nooit open. Nu klopt niemand meer aan. Het eten dat over is, brengt zij naar een bejaardentehuis. Zij geeft het eten af en gaat weg, de volgende dag haalt zij de pannen weer op.
Zij haalt het servies uit de kast. Het moet grondig gewassen worden, het stinkt naar kakkerlakken. Zij moet er zelf om lachen, er zijn natuurlijk geen kakkerlakken in de kast. Dit zei men vroeger wanneer het servies naar de muffe geur van de kast rook. De kast bleef het hele jaar door dicht, want het dure servies gebruikte men maar één keer per jaar.
De telefoon gaat. Ze laat hem rinkelen totdat hij stopt. Na een poosje gaat hij weer. Nu pakt zij hem wel op. ,,Hallo?... Dank u wel. U ook een Bon Pasku toegewenst, meneer pastoor... Ja, ik voel mij prima... Nee, ik ontvang geen bezoek... Bedankt voor het bellen, meneer pastoor.” De telefoon rinkelt weer. Zij neemt de hoorn van de haak en legt hem naast het toestel neer.
Zij gaat baden en trekt een mooie jurk aan, daarna dekt zij de tafel voor drie personen. Als eerste schept zij de mondongosoep op. Zij gaat zitten. Achter ieder van de twee andere borden soep staat een foto van een meisje. De meisjes lijken als twee druppels water op elkaar. Allebei de foto’s hebben hetzelfde onderschrift: *25-11-1980. †25-12-2005. ‘Ik ga heen, maar ik keer weer terug’.
,,Smakelijk eten”, zegt zij.