Barrières van de nationaliteit
Door Lammert de Jong
De onverdeelde Nederlandse nationaliteit binnen het Koninkrijk der Nederlanden vergt onderhoud, zowel op Curaçao, Aruba als Sint Maarten (de CAS-landen), als ook in Caribisch Nederland; Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden). Hoewel ‘wij’ allen Nederlander zijn, voorzie ik voor de CAS een barrière opdoemen, met name in het vrije verkeer van personen in het Koninkrijk. De uiteenlopende kwaliteit van het onderwijs speelt daarin een belangrijke rol. De schooluitval op Curaçao en Sint Maarten beloopt meer dan 40 procent, terwijl in Europees Nederland de ambitie wordt gerealiseerd de uitval van 8 procent (CBS, 2014) verder te verlagen.
Voor de BES-eilanden geldt nu de norm dat een leerling die daar onderwijs heeft gevolgd in staat moet zijn om de opleiding zonder problemen in Nederland te vervolgen. Een in Caribisch Nederland afgegeven diploma moet gelijkwaardig zijn aan een diploma in Europees Nederland, dan wel de Commonwealth Caribbean of de Verenigde Staten (VS). Zo ver is het nog niet, nog lang niet, maar dit zijn wel de normen die de Inspectie van het Onderwijs in Caribisch Nederland hanteert.
Voor een groot deel van de CAS-jongeren heeft de onverdeelde Nederlandse nationaliteit weinig of geen betekenis. Zij bezitten geen enkele onderwijskwalificatie en hebben zodoende op de arbeidsmarkt weinig te zoeken. Dat geldt mutatis mutandis ook voor de arbeidsmarkt in Nederland. Meermalen is vanuit de Tweede Kamer geprobeerd dáarom het vrije personenverkeer naar Nederland aan banden te leggen. De Raad van State wil hiervan principieel niet weten, met name op grond van de onverdeelde Nederlandse nationaliteit die dit soort discriminatie in beginsel niet toestaat. Inmiddels heeft de Tweede Kamer een initiatiefontwerp van wet van VVD-kamerlid Bosman verworpen. Dat neemt niet weg dat vrijwel onopgemerkt barrières worden opgeworpen, via het verkeer van de CAS-Nederlanders naar Caribisch Nederland (Wetsvoorstel wijziging van de wet toelating en uitzetting BES (32282), beraadslaging in Eerste Kamer, 28 september 2010).
Het waarborgen van de deugdelijkheid van bestuur in de CAS-landen is een aangelegenheid van het Koninkrijk. De reikwijdte hiervan is omstreden. Sociale zekerheden vallen er tot dusverre niet onder. Een waarborg voor de rechtshandhaving wordt jaar en dag gestand gedaan. Sinds 10/10/’10 valt financieel toezicht in de praktijk ook onder het bereik van de waarborgfunctie van het Koninkrijk. In zogeheten Consensusrijkswetten is deze ondersteuning overeengekomen en vastgelegd. Het karakter van deze overeenkomst wordt betwist, enerzijds bestreden als postkoloniale inmenging van Nederland, en anderzijds omarmd als daadwerkelijke bestuurlijke ondersteuning van de CAS-landen. Onlangs werd terecht in de CAS de vraag opgeworpen waarom er geen sprake is van een ‘Rijkswet Armoedebestrijding’ of ‘Rijkswet Onderwijs’.
Inderdaad, gezien de zorgelijke kwaliteit van het onderwijs in de CAS, ligt ook hier een verantwoordelijkheid van Koninkrijk, het gaat immers om jongeren met de Nederlandse nationaliteit. Maar óók omdat een uitzichtloze nul-positie op de arbeidsmarkt gevolgen heeft voor de openbare orde in de CAS-landen, en uiteindelijk voor het vrije personenverkeer in het Koninkrijk. Het is kortzichtig wél de rechtshandhaving in de CAS-landen te garanderen, en tegelijk blind te zijn voor de gevolgen van ondermaats onderwijs voor de openbare orde. Erkenning van het recht op goed onderwijs zou een substantiële uitdrukking zijn van de onverdeelde Nederlandse nationaliteit. Daartoe zou een consensuswet ‘Normering van het Onderwijs’ moeten voorzien in een resolute programmatische ondersteuning van het onderwijs in de CAS-landen, uitgaande van een door deze landen verhoogde budgettaire prioriteit van het onderwijs. Het gaat dan om een gezamenlijke inspanning met meetbare resultaten, anders dan de vrijblijvendheid van het regime van de ‘ontwikkelingssamenwerking’ in de tweede helft van de vorige eeuw. Hiermee zou een dreigende barrière in het vrije personenverkeer kunnen worden afgewend. Met name het Nederlandse paspoort en het vrije verkeer naar Nederland zijn voor de CAS-landen de kroonjuwelen van de onverdeelde Nederlandse nationaliteit. Voor de CAS-Nederlanders staat hier dus veel op het spel. Voor het Koninkrijk evenzeer, de uitdaging een ‘funderend recht’ na meer dan 60 jaar Statuut recht te doen. Daar is geen Statuutswijziging voor nodig. Ligt het niet voor de hand dat de ouders van de CAS-jongeren hiertoe het initiatief nemen? Let op uw saeck!
Lammert de Jong was tussen 1985 en 1998 gedurende negen jaar Vertegenwoordiger van Nederland in de Nederlandse Antillen. Voor die tijd was hij ook werkzaam in Zambia en de volksrepubliek Bénin. In zijn laatste ambtelijke dienstverband was hij raadsadviseur voor Koninkrijksrelaties bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Sindsdien is hij onafhankelijk onderzoeker en heeft hij gepubliceerd over postkoloniale verhoudingen in het Caribisch gebied.