Opinie: Haags dictaat is ongepast in ons bestel
Door Carel de Haseth
Het coronavirus heeft de eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen extreem hard getroffen. Afhankelijk als de eilanden zijn van het toerisme, betekende het sluiten van de grenzen dat van de ene dag op de andere de economie tot stilstand kwam. Een economie die vanwege de situatie in buurland Venezuela (wat betreft Curaçao en Aruba) en de boycot van dat land door zowel de Verenigde Staten als de Europese Unie en vanwege de nasleep van de orkaan Irma (Sint Maarten) al niet rooskleurig was. Waar zelfs grote landen als Italië en Spanje in ernstige problemen kwamen door het virus, moge duidelijk zijn dat zich op de kleine eilanden een regelrechte sociaaleconomische ramp aftekende, die zij zonder hulp van buiten niet zouden overleven.
Speciale relatie
De relatie van de eilanden ten opzichte van Nederland is anders dan van welk ander land ook, inclusief de (Zuid-Europese) lidstaten van de Europese Unie. Immers, in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden - een wet van hogere orde dan de Grondwet overigens - is vastgelegd dat de eilanden als autonome landen deel zijn van het Koninkrijk. Dat houdt in dat zij zelfstandig hun eigen belangen behartigen, terwijl een aantal met naam genoemde aangelegenheden (zoals buitenlandse betrekkingen, defensie, het Nederlanderschap) door het Koninkrijk worden behartigd. In artikel 36 van het Statuut is in zijn algemeenheid vastgelegd dat de landen van het Koninkrijk elkaar hulp en bijstand bieden. Dus niet alleen in noodgevallen. Maar nu was er wel sprake van een noodsituatie en de hulp kwam dan ook meteen. Nederland beantwoordde het verzoek om hulp van de eilanden met acute noodhulp (inclusief voedselhulp en medisch materiaal) en gaf ook financiële steun, waarmee op de eilanden onder andere een NOW-overbruggingsregeling kon worden opgezet, al is die wat soberder dan de Nederlandse regeling. Aan elke tranche van de financiële hulp verbond Nederland voorwaarden (met name tot bezuiniging), waar het betreffende (ei-)land aan moest voldoen.
Onnodig grievend
De financiële hulp bestaat uit renteloze leningen, die op een later tijdstip eventueel kunnen worden omgezet in giften. Overigens zijn de eilanden op Nederland aangewezen. Het Statuut bepaalt dat zij zonder toestemming van de ministerraad van het Koninkrijk zelf geen leningen mogen aangaan in het buitenland. Dat er voorwaarden aan de hulp worden gesteld is op zich is begrijpelijk. Maar de manier waarop de voorwaarden worden gesteld en zeker de uitlatingen van Kamerleden over de eilanden zijn - net als de uitlatingen destijds over Zuid-Europese landen die de EU om steun vroegen - ongenuanceerd en onnodig grievend. Voor de derde tranche aan hulp legde Nederland de eilanden een voorstel voor om te komen tot een ‘Caribische hervormingsentiteit’, een zelfstandig bestuursorgaan naar Nederlands recht. De bevoegdheden van deze hervormingsentiteit worden bij een zogenaamde consensusrijkswet geregeld en hebben volgens de Memorie van Toelichting van deze wet tot doel de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten ondersteuning te bieden bij het doorvoeren van hervormingen van bestuurlijke aard, het realiseren van duurzame en houdbare overheidsfinanciën en het versterken van de weerbaarheid van de economie in deze landen. De hervormingsentiteit krijgt daartoe verregaande taken en bevoegdheden.
Voorwaardelijke hulp
Een consensusrijkswet is een wet waar de landen van het Koninkrijk het met elkaar over eens zijn. Zoals hoogleraar staatsrecht Arjen van Rijn in een advies aan de Curaçaose regering schreef: ,,Een consensusrijkswet moet (...) de uitkomst zijn van een onderhandelingsproces waarbij de betrokken landen het met elkaar over de inhoud ‘volledig’ eens zijn.” In dit geval stelt Nederland instemmen met een door haar voorgelegd concept-Rijkswet echter als voorwaarde voor verdere financiële hulp. Dat is een aparte manier om tot consensus te geraken. Daarnaast is de Caribische hervormingsentiteit alleen verantwoording schuldig aan de Nederlandse regering (in andere gevallen is dat de Koninkrijksregering, bestaande uit de Nederlandse ministers en een Gevolmachtigde minister van elk van de Caribische landen). Bovendien werd het voorstel op maandag aan de eilanden voorgelegd om er dan vrijdag een beslissing erover te nemen in de Rijksministerraad. De eilanden iets meer tijd geven voor interne afstemming en besluitvorming hoeft niet in strijd te zijn met behoorlijk bestuur. Curaçao, Aruba en Sint Maarten gaven terecht aan niet in te kunnen stemmen met het voorstel, met name omdat te weinig rekening wordt gehouden met de eigen bevoegdheden en omdat geen of nauwelijks sprake was van onderlinge afstemming over de taken en bevoegdheden van de hervormingsentiteit. De drie premiers reisden af naar Den Haag en woonden er een vergadering bij van de ministerraad van het Koninkrijk. Na afloop verklaarden alle betrokkenen dat er verder overleg zal plaatsvinden om te trachten tot overeenstemming te komen.
Geen dictaat
Op zich is dat positief: men is het in ieder geval met elkaar eens dat hulp absoluut noodzakelijk is en dat het belangrijk is op tal van terreinen (ingrijpende) hervormingen door te voeren die de eilanden in allerlei opzichten weerbaarder moeten maken voor de toekomst. Dat vormt een basis om te komen tot consensus. Maar naast deze basis moet ook door alle betrokkenen gewerkt worden aan de vormgeving van de consensus, de uitwerking van de taken en bevoegdheden van de Caribische hervormingsautoriteit en van de inbedding ervan zowel op Koninkrijks- als op landsniveau. Daar moet nog aan gewerkt worden door alle betrokkenen. Het eindresultaat moet een gezamenlijke inspanning worden waar de eilanden zich in herkennen en zich ook gekend voelen bij de totstandkoming ervan, rekening houdend met de bepalingen van het Statuut en de grondregels van een democratische rechtsstaat. Niet een eenzijdig opgelegd dictaat.
De auteur, Carel de Haseth, is onder meer voormalig Gevolmachtigde minister van de Nederlandse Antillen in Den Haag. Deze opiniebijdrage verscheen afgelopen week eerder in de Nederlandse krant NRC Handelsblad.